direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden
Plan: Paardenhouderijen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0988.BPPaardenhouderij-VA01

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik;
  • b. behoud en ontwikkeling van de aanwezige waarden;
  • c. realiseren en in stand houden van natuur- en landschapselementen zoals houtopstanden, houtwallen, houtsingels, sloten, beken, waterlopen en overige waterpartijen, water- en oevervegetaties;
  • d. het behoud en/of herstel van het onbebouwde karakter, de kleinschaligheid en de hoge dichtheid aan kleine landschapselementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beekdallandschap';
  • e. landschappelijke inpassing en instandhouding overeenkomstig:
  • 1. het landschapsplan van Milieucoöperatie Peel en Maas d.d. augustus 2009, aangevuld d.d. april 2010 voor de locatie Koekoeksweg 18;
  • 2. het landschapsplan van Milieucoöperatie Peel en Maas d.d. juli 2011 voor de locatie Eindhovenseweg 99a;

een en ander zoals vastgesteld door de raad op 27 juni 2012 en toegevoegd als bijlage 1 en 3 bij deze regels.

met daaraan ondergeschikt:

  • f. agrarisch hobbymatig gebruik;
  • g. perceelsontsluitingswegen;
  • h. recreatief medegebruik.
5.1.2

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 18.2.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Overige regels met betrekking tot bebouwing

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.5.2 gelden verder de volgende regels:

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 1,50 m mag bedragen;
  • b. voederruiven en/of picknickplaatsen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 1,50 m mag bedragen.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de landschappelijke inpassing zoals neergelegd in:
  • 1. het landschapsplan van Milieucoöperatie Peel en Maas d.d. augustus 2009, aangevuld d.d. april 2010 voor de locatie Koekoeksweg 18;
  • 2. het landschapsplan van Milieucoöperatie Peel en Maas d.d. juli 2011 voor de locatie Eindhovenseweg 99a;

een en ander zoals vastgelegd door de raad op 27 juni 2012 en toegevoegd als bijlage 1 en 3 bij deze regels,

  • b. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • c. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • e. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
5.3.2 Toepassingscriteria

De onder artikel 5.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. verbetering van de gebiedskwaliteit;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van omliggende waarden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van paardenbakken

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.5.2 kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.2 voor het aanleggen van paardenbakken, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de belangen van natuur en landschap, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte maximaal 1.000 m² mag bedragen en de afstand tot woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;
  • b. de hoogte van omheiningen maximaal 1,5 m mag bedragen;
  • c. eventuele lichtmasten maximaal 4,00 m hoog mogen zijn en op minimaal 50 m van woningen van derden zijn gelegen;
  • d. de paardenbak minimaal 50 m van woningen van derden moet zijn gelegen;
  • e. er sprake moet zijn van een landschappelijke inpassing van de paardenbak;
5.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van recreatief medegebruik

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.5.2 kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 voor het oprichten van geringe bouwwerken ten behoeve van het recreatief medegebruik, zoals speel- en schuilgelegenheden, informatieborden en bewegwijzering, met dien verstande dat:

  • a. het bestaande agrarisch gebruik van de gronden niet onevenredig wordt belemmerd;
  • b. de voorzieningen aansluiten op de bestaande recreatieve routestructuur;
  • c. het bebouwd oppervlak maximaal 20 m² mag bedragen;
  • d. de goothoogte maximaal 3,00 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte maximaal 5,00 m mag bedragen;
  • f. het geen aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- of vaartuig betreft;
  • g. de landschappelijke waarden als benoemd onder 6.1.1 niet worden aangetast.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. buitenmanege, terras, tennisbaan of zwembad;
  • b. het plaatsen van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;
  • c. het aanbrengen van foliemestbassins;
  • d. het aanbrengen van permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, zoals boogkassen, platglas, containervelden en hagel- en hopschermen, behoudens uitgespreid afdekmateriaal zoals bijvoorbeeld folies;
  • e. het amoveren van paden en wegen alsmede het aanbrengen van verharde wegen;
  • f. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • g. het gebruik van de grond voor de beoefening van lawaaisporten;
  • h. reclamedoeleinden;
  • i. ten behoeve van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' zonder dat de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 5.5.2 conform het landschapsplan zoals opgenomen in bijlage 1 en 3 bij deze regels niet volledig is uitgevoerd c.q. volledig in stand wordt gehouden;
  • j. het innemen of hebben van een standplaats, met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel, teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, dan wel diensten aan te bieden, dan wel anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan publiek;
  • k. buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik.
5.5.2 Landschappelijke inpassing

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden en opstallen conform de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden', is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 5.1.1 onder d en conform de landschapsplannen zoals opgenomen in bijlagen 1 en 3 bij deze regels volledig is uitgevoerd en in stand wordt gehouden. De landschappelijke inpassing dient volledig te zijn uitgevoerd en/of volledig in stand te worden gehouden alvorens het daaraan gekoppelde gebruik overeenkomstig de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' is toegestaan.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing.

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.7.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen of verwijderen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;
  • c. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  • d. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
  • e. het verwijderen van houtopstanden voorzover het een gebied betreft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beekdallandschap'.
5.7.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 5.7.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden, hieronder wordt tevens verstaan het vervangen van zieke en dode bomen/groen en bomen/groen die als gevolg van een calamiteit onherstelbaar zijn beschadigd;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd.
5.7.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 6.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

5.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

5.9 Wijzigingsbevoegdheid
5.9.1 Wijziging in de bestemming 'Water' en/of 'Waterstaat - Waterlopen met een waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Water', 'Waterstaat - Waterlopen', ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, en het herinrichten van bestaande watergangen, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
  • b. natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
  • d. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;

onder de voorwaarde dat:

    • 1. bij de wijziging in de bestemming 'Water', 'Waterstaat - Waterlopen' , voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 7 en 12 van deze regels.