Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Integrale verplaatsing Maatschap Koppen
Status: voorontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0988.BPMtsKoppen-VO01

Artikel 6 Bos

6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande natuurlijke, landschappelijke, archeologische en cultuurhistorische waarden;
  2. beperkt recreatief medegebruik;
  3. doeleinden van openbaar nut;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse waterbergings en infiltratievoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de voor ‘Bos’ bestemde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van doeleinden omschreven in 6.1, zoals wegwijzers, zitbankjes en afvalemmers, met een maximale bebouwingshoogte van 2 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 10 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en opstallen voor:
  1. agrarisch gebruik, behoudens voorzover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van natuurwaarden;
  2. het amoveren van wegen en paden, alsmede het aanleggen van verharde wegen;
  3. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  4. het aanbrengen van foliemestbassins;
  5. het uitoefenen van lawaaisporten;
  6. volkstuinen;
  7. het geplaatst houden van kampeermiddelen;
  8. het ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem en het dempen van wateren;
  9. het afgraven van gronden;
  10. het aanleggen van drainage en het graven van sloten;
  11. militair gebruik;
  12. het geheel verharden van onverharde of halfverharde paden;
  13. het ontginnen van gronden;
  14. het winnen van bosstrooisel of mos;
  15. de aanleg van bovengrondse leidingen;
  16. reclamedoeleinden.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
       
6.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de binnen deze bestemming gelegen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b Wabo, van het bevoegd gezag de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
  2. het verharden van onverharde paden en overige verhardingen;
  3. het vergraven van het profiel van bestaande waterlopen.
6.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 6 lid 4.1 bepaalde is niet van toepassing op:
  1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning is verleend;
  2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen aanlegvergunnning vereist was;
  3. werken, geen bouwwerken zijnde, welke betreffen het normale onderhoud;
  4. werken, geen bouwwerken zijnde, welke noodzakelijk zijn ten behoeve van het bosbouwkundig gebruik en/of de bosontwikkeling;
6.4.3 Toetsingscriteria
De in artikel 6 lid 4.1  genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de volgende criteria in acht worden genomen:
  1. voor zover het betreft het bepaalde in artikel 6 lid 4.1 sub a :
    1. het aanbrengen van ondergrondse leidingen noodzakelijk is voor de nutsvoorziening van in de nabijheid gevestigde woningen of bedrijfsgebouwen;
    2. het tracé dient zoveel mogelijk de bestaande wegen te volgen;
    3. kwetsbare vegetaties dienen zoveel mogelijk te worden ontzien. In verband hiermee wordt, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig, advies aan een door het college van burgemeester en wethouders van Weert aan te wijzen terzake deskundige gevraagd.
  2. voor zover het betreft het bepaalde in artikel 6 lid 4.1 sub b :
    1. het aanbrengen van verharding dient noodzakelijk te zijn voor de ontsluiting van in het bos of natuurgebied dan wel een agrarische enclave gesitueerde woningen dan wel voor verbetering van de mogelijkheden voor recreatief medegebruik;
    2. indien mogelijk dient gebruik te worden gemaakt van natuurlijke materialen, zoals schelpen;
    3. kwetsbare vegetaties dienen zoveel mogelijk te worden ontzien. In verband hiermee wordt, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig, advies aan een door het college van burgemeester en wethouders van Weert aan te wijzen terzake deskundige gevraagd.
  3. voor zover het betreft het bepaalde inartikel 6 lid 4.1 sub c :
    1. het vergraven van het profiel van de waterloop mag niet leiden tot een toename van de afvoer van het water;
    2. het gewijzigde profiel dient een gunstige uitgangspositie te bieden voor de ontwikkeling van natuurwaarden. In verband hiermee wordt, indien naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders nodig advies aan een door het college van burgemeester en wethouders van Weert aan te wijzen terzake deskundige gevraagd.