Plan: | Boeketweg 26 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0988.BPBoeketweg26-VA01 |
Op 1 januari 2017 is de 'Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding' in werking getreden, kortweg uitkoopregeling. De regeling is niet opgesteld vanwege gezondheids- of veiligheidsrisico's. De regeling is op verzoek van de Tweede Kamer opgesteld vanwege de maatschappelijke onrust die is ontstaan omtrent het wonen onder hoogspanningsleidingen. Waar mogelijk wordt verkabeld. Waar verkabeling niet mogelijk is, is de uitkoopregeling van toepassing. Landelijk gaat het om 372 woningen in 85 gemeenten. De regeling is alleen van toepassing op woningen die (deels) onder de geleiders staan. De regeling is niet van toepassing op bedrijven. Woningeigenaren maken zelf de keuze of ze gebruik willen maken van de uitkoopregeling. Niemand hoeft gedwongen te verhuizen. De regeling is dus op vrijwillige basis, maar wel eenmalig. Woningeigenaren kunnen vanaf 1 januari 2017 tot 1 juli 2021 contact opnemen met de gemeente als zij gebruik willen maken van de uitkoopregeling.
In Weert ligt één woning die voor deze regeling in aanmerking komt. Het betreft de woning Boeketweg 26. De eigenaren hebben te kennen gegeven van de regeling gebruik te willen maken.
Gemeenten hebben een centrale rol in de uitvoering van de regeling. Zij zijn het aanspreekpunt voor de woningeigenaren die van de regeling gebruik willen maken en voeren de regeling uit door woningen aan te kopen. Uiteindelijk dient een koopovereenkomst te worden aangegaan. Uiterlijk op 31 december 2021 dient overdracht aan de gemeente plaats te vinden waarna het pand gesloopt dient te worden of te worden herbestemd, zodat wonen niet meer mogelijk is.
Dit bestemmingsplan is nodig om de bestaande woning planologisch weg te bestemmen, zodat voorkomen wordt dat in de toekomst weer gewoond gaat worden onder een hoogspanningsleiding. In dit geval wordt tevens de bouwmogelijkheid geregeld voor een nieuwe woning naast de hoogspanningsleiding.
2.1 Beschrijving van de omgeving van het plangebied.
Het plangebied ligt in het buitengebied van Laar aan de noordzijde van Weert. De locatie ligt aan de doorgaande weg die Laar verbindt met de gemeente Nederweert. De omgeving is een open, grotendeels agrarisch gebied met een goede habitat voor onder andere weidevogels.
figuur: ligging plangebied in de gemeente Weert
2.2 Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Boeketweg 26. De locatie betreft de percelen kadastraal bekend gemeente Weert sectie W nummers 192 en 520. Het plangebied is in gebruik als woning met tuin.
figuur: ligging plangebied op kadastrale kaart
figuur: situatie plangebied op luchtfoto
figuur: foto voorzijde bestaande woning
figuur: foto vogelvlucht perspectief locatie
3.1 Inleiding
Voor een beoordeling van het plan is het noodzakelijk in te gaan op de beleidskaders van de verschillende overheden. Hierbij gedoeld op het Rijksbeleid, het provinciale beleid (Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014) en het gemeentelijk beleid met onder andere het geldende bestemmingsplan.
3.2 Rijksbeleid
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. De structuurvisie is vastgesteld op 13 maart 2012.
De ontwikkelingen en ambities tot 2040 hebben betrekking op concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. Rijksdoelen en nationale belangen worden geformuleerd ten aanzien van:
De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
Gebiedsgerichte nationale belangen en opgaven voor Brabant en Limburg zijn als volgt geformuleerd.
De MIRT-regio Brabant en Limburg omvat de provincies Noord-Brabant en Limburg met daarin de Brainport Zuidoost Nederland. Opgaven van nationaal belang in dit gebied zijn:
figuur: kaart Brabant en Limburg in Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog bijna 50.000 woningen worden bijgebouwd, en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen (ABF Research). Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieus, stedelijke voorzieningen en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor. In Parkstad Limburg is het aanpakken van de krimpopgave van belang.
Brainport Zuidoost Nederland is de belangrijkste toptechnologieregio van ons land met een sterke concentratie van de topsectoren high tech systemen en materialen, life sciences, energie, chemie, agrofood en tuinbouw met de daaraan gelieerde logistiek. Het centrum van de Brainport is gelegen in Eindhoven met een grote concentratie van high tech bedrijven en de High Tech Campus. Daarnaast zijn DSM in Sittard-Geleen als chemiecluster (o.a. Chemelot Campus), Maintenance Valley in West- en Midden Brabant, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agrofood, tuinbouw en logistiek belangrijk voor de concurrentiekracht. De haven van Moerdijk raakt steeds verder geïntegreerd in mainport Rotterdam, als overloophaven en belangrijk knooppunt in de corridor Rotterdam-Antwerpen. Opgave is hier om logistieke ontwikkelingen goed te koppelen aan deze corridorontwikkeling (conform de logistieke delta).
Onderhavig plan is dermate kleinschalig, dat het niet in conflict komt met de SVIR.
Ladder voor Duurzame Verstedelijking
Sinds 1 oktober 2012 is het op grond van artikel 3.1.6, tweede lid Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verplicht om in de plantoelichting de zogenoemde Ladder voor Duurzame Verstedelijking op te nemen.
Per 1 juli 2017 is een nieuwe versie van de ladder van kracht. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient volgens deze nieuwe versie van de ladder een beschrijving te bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient een motivering te worden gegeven waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Onderhavig plan is dermate kleinschalig, sloop en nieuwbouw van een woning, dat de ladder hier niet op van toepassing is.
Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspannings-verbinding
Op 1 januari 2017 is de 'Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding' in werking getreden, kortweg uitkoopregeling.
De regeling is niet opgesteld vanwege gezondheids- of veiligheidsrisico's.
De regeling is op verzoek van de Tweede Kamer opgesteld vanwege de maatschappelijke onrust die is ontstaan omtrent het wonen onder hoog-spanningsleidingen. Waar mogelijk worden kabels in de grond gelegd.
Waar verkabeling niet mogelijk is, is de uitkoopregeling van toepassing. Landelijk gaat het om 372 woningen in 85 gemeenten. De regeling is alleen van toepassing op woningen die (deels) onder de geleiders staan. De regeling is niet van toepassing op bedrijven. Woningeigenaren maken zelf de keuze of ze gebruik willen maken van de uitkoopregeling. Niemand hoeft gedwongen te verhuizen. De regeling is dus op vrijwillige basis, maar wel eenmalig. Woningeigenaren kunnen vanaf 1 januari 2017 tot 1 juli 2021 contact opnemen met de gemeente als zij gebruik willen maken van de uitkoopregeling.
In Weert ligt één woning die voor deze regeling in aanmerking komt. Het betreft de woning Boeketweg 26. De eigenaren hebben te kennen gegeven van de regeling gebruik te willen maken.
Dit bestemmingsplan is daarmee een uitvloeisel van een rijksregeling.
3.3 Provinciaal beleid
Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014
Op 12 december 2014 zijn door Provinciale Staten het POL2014, de
Omgevingsverordening Limburg 2014 en het Provinciaal Verkeers en-
Vervoersprogramma 2014 vastgesteld. Deze documenten zijn op 16 januari 2015 in werking getreden. In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.
Kwaliteit staat centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, het kwaliteitsbewustzijn en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
Het plangebied is op de kaart Zonering Limburg aangewezen als Buitengebied.
Dit betreft alle andere gronden (anders dan goud, zilver en brons) in het landelijk gebied, vaak met een agrarisch karakter, met ruimte voor doorontwikkeling van agrarische bedrijven. Binnen dit gebiedstype liggen de accenten op: ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe bedrijfslocaties landbouw, terugdringen milieubelasting vanuit landbouw en kwaliteit en functioneren ondergrond.
figuur: uitsnede POL2014
Het plan voorziet in de sloop van een bestaande woning en de nieuwbouw van een woning elders op het perceel. Geconcludeerd wordt dat het plan beleidsmatig past binnen de kaders van het POL 2014.
3.4 Gemeentelijk en regionaal beleid
Structuurvisie Weert 2025 en regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg
Een belangrijk speerpunt in beide structuurvisies is het afstemmen van de planvoorraad voor woningen op de behoefte. Dit betekent concreet voor Weert dat indirecte onbenutte bouwmogelijkheden voor woningen komen te vervallen. In dit geval gaat het om de sloop en nieuwbouw van een woning conform het één erbij – één eraf principe. De planvoorraad neemt hierdoor niet toe. Het plan is daarom in overeenstemming met de structuurvisies.
Bestemmingsplan Buitengebied 2011
Ter plaatse is van toepassing het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011'. Het plangebied heeft de bestemming 'Wonen', de dubbelbestemmingen 'Leiding – Hoogspanning' en 'Waarde-Archeologie hoog' en de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone – verwevingsgebied'.
figuur: uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied 2011'
Het beleid voor woningen is dat de maximale inhoud van woningen 750 m³ mag bedragen, uitgezonderd de bestaande inhoud op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, indien deze groter is. Voor inpandige uitbreiding van de woning binnen de bestaande bouwmassa, zoals bij een woon-stal boerderij, is geen maximum volume van toepassing.
In dit geval heeft de te slopen woning een inhoud van 1.400 m³. Voor de nieuw te bouwen woning wordt een inhoud van maximaal 1.000 m³ aangehouden. Betrokkenen hebben aangegeven dat dit voldoende is.
Er is 396 m² aan vergunde bijgebouwen aanwezig bij de woning. In dit bestemmingsplan wordt regeling opgenomen zodat deze omvang daar aanwezig mag zijn. Dat is in het huidige bestemmingsplan niet het geval. Hierdoor valt een deel van de bijgebouwen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' onder de overgangsbepalingen.
4.1 Inleiding
Voor het bepalen van de effecten van het plan is het van belang om na te gaan of het plan zal leiden tot een aantasting van de ruimtelijke structuur en van de aanwezige functies ter plaatse nu en in de toekomst. De ruimtelijke gevolgen in de directe omgeving van het project staan centraal met een toets van mogelijke belemmeringen.
Voor de bestaande en toekomstige situatie zal achtereenvolgens ingegaan worden op de volgende aspecten:
4.2 Verkeer en parkeren
Per woning dienen twee parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd. Gezien de grootte van het perceel is dit gemakkelijk te realiseren. De bestaande inrit blijft gehandhaafd. Er zijn verder geen gevolgen voor het verkeer.
4.3 Milieuwetgeving
4.3.1 Bodem
Het bestemmingsplan voorziet in het verplaatsen van een bouwvlak binnen een woonbestemming. Het perceel heeft momenteel ook al de bestemming wonen, zodat de gevoeligheid van de bestemming niet verandert. Een bodemonderzoek is in het kader van dit bestemmingsplan derhalve niet nodig. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning zal wel een verkennend bodemonderzoek nodig zijn.
4.3.2 Geluid
Op grond artikelen 82 en 83 van de Wet geluidhinder zijn normen gesteld met betrekking tot de maximale geluidsbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen. Op grond van de Wet geluidhinder moet aan deze normen worden voldaan indien een nieuwe woning binnen een wettelijke geluidszone is gelegen. In onderhavige situatie wordt het bouwvlak voor een nieuwe woning geprojecteerd langs een doorgaande weg in het buitengebied, waar een 60 km/u regime geldt. De Wet geluidhinder is van toepassing.
Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat de rooilijn van de bestaande woning in de 53-58 dB contour ligt. Hiervoor kunnen geen hogere grenswaarden worden vastgesteld. De nieuw te bouwen woning dient derhalve op grotere afstand van de Boeketweg te worden geprojecteerd, vergelijkbaar met de woning Boeketweg 20. In dat geval wordt de voorgevel geprojecteerd in de 48-53 dB contour. Uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting op het bouwvlak maximaal 52 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh, bedraagt. Hiervoor kan wel Hogere Grenswaarden te worden vastgesteld. Het akoestisch onderzoek is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
figuur: ligging geluidscontouren Boeketweg
4.3.3 Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven enerzijds een goede woon- en leefomgeving gegarandeerd kan worden en anderzijds rekening gehouden wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Het plan ligt binnen de milieuzonering van een agrarisch bedrijf aan de Boeketweg 18. Dit bedrijf heeft zich aangemeld voor de stoppersregeling. Dat houdt in dat de milieuvergunning per 1 januari 2020 in principe komt te vervallen. Mocht de eigenaar besluiten toch door te gaan met zijn bedrijf dan dienen milieumaatregelen te worden getroffen. In dat geval zal de geurcirkel moeten worden verkleind.
De maatgevende woning is Boeketweg 22. De afstand van het theoretisch dichtstbijzijnde emissiepunt van het bedrijf aan de Boeketweg 18 tot de woning Boeketweg 22 bedraagt circa 46 m. De afstand van het theoretisch dichtstbijzijnde emissiepunt van het bedrijf Boeketweg 18 tot de nieuwe woning Boeketweg 26 bedraagt circa 60 m.
De conclusie is dat, indien het bedrijf aan de Boeketweg 18 stopt per 1-1-2020, er geen milieubelemmeringen meer aanwezig zijn voor onderhavige ontwikkelingen. Mocht het bedrijf zijn activiteiten voortzetten, dan dienen milieumaatregelen te worden getroffen. In dat geval wordt de geurcirkel verkleind. De woning Boeketweg 22 wordt dan maatgevend.
Dit houdt wel in dat er tot 1 januari 2020 geen gebruik gemaakt mag worden van de nieuwe woning aan de Boeketweg 26. Dit past ruimschoots binnen de eindtermijn van de regeling.
Verder zijn er in de omgeving van het plangebied weliswaar agrarische bedrijven aanwezig aan de Boeketweg 25 en 30. Dit zijn echter geen maatgevende milieu-belastende functies.
4.3.4 Wet luchtkwaliteit
Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Artikel 5.16 lid 1 Wm geeft weer, onder welke voorwaarden bestuurs-organen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
De NIBM-grens voor woningbouwlocaties is als volgt bepaald: 3 % criterium = 1500 woningen (netto) bij minimaal één ontsluitingsweg en = 3000 woningen bij minimaal twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Dit houdt in dat een ontwikkeling op basis van de Wet luchtkwaliteit niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Het planvoornemen betreft de realisatie van een woning. Geconcludeerd mag worden dat aan de hand van het 3 % criterium het planvoornemen niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de realisatie van de woning. Er is geen nader onderzoek inzake de luchtkwaliteit noodzakelijk.
4.3.5 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen.
De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze risico's worden beoordeeld op 2 soorten risico, te weten het groepsrisico en het plaatsgebonden risico.
In onderhavig geval is sprake van het verplaatsen van een bestaande woning, die kan worden aangemerkt als een kwetsbaar object. Het beleid is daarom bekeken en er is een afweging gemaakt of de verplaatsing van de woning ertoe leidt dat er een onaanvaardbaar risico ontstaat in het kader van de externe veiligheid.
De risico's worden beoordeeld op 2 soorten risico, te weten het groepsrisico en het plaatsgebonden risico.
- Groepsrisico
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen tegelijkertijd komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek. Voor elke verandering van het groepsrisico, dit kan een af- of toename zijn, in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd. Deze verantwoording ziet toe op de wijze waarop de toelaatbaarheid van de verandering van het groepsrisico in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico, worden ook andere aspecten meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Hieronder vallen onder meer de zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid van een calamiteit.
- Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans dat een onbeschermd individu in een jaar komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron. Voorbeelden van risicobronnen zijn bedrijven, wegen, spoorlijnen en transport via buisleidingen. De 10-6-contour is de maatgevende grenswaarde. Dit houdt in dat er een kans van 1 op 1 miljoen is op overlijden.
Risicovolle activiteiten.
In de omgeving van het plan komen volgens de risicokaart geen risicovolle
inrichtingen voor. Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting waarop het Bevi van toepassing is.
De verantwoordingsplicht groepsrisico en hulpverlening zijn niet van toepassing op deze risicobron.
Transport buisleidingen
In of nabij het plangebied liggen geen voor externe veiligheid relevante buisleidingen. Het Bevb is niet van toepassing.
Transport spoor
Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van het spoor.
Transport Wegverkeer
De ontwikkeling vindt niet plaats binnen het invloedsgebied van belangrijke doorgaande routes voor gevaarlijke stoffen.
Transport Water
Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van de Zuid Willemsvaart. Deze binnenvaartweg maakt trouwens ook geen deel uit van het Basisnet water.
Er kan geconcludeerd worden dat vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen bestaan voor de realisatie van onderhavig initiatief.
4.4 Leidingen
figuur: uitsnede netkaart RIVM
Door het plangebied lopen twee hoogspanningslijnen, in beheer bij TenneT TSO B.V.:
De hoogspanningsverbindingen (HS-lijn) zijn belast met een zakelijk recht. Deze 'belaste strook' wordt voor beide lijnen begrensd door zijden op 20 m ter weerszijden van de hartlijn van de hoogspanningsverbinding (totale breedte 40 m).
De magnetische velden in de buurt van hoogspanningslijnen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Vanwege de (mogelijke) gezondheidseffecten heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu voorzorgsbeleid ontwikkeld.
Uit wetenschappelijk onderzoek komen aanwijzingen dat kinderen die in de buurt van bovengrondse hoogspanningslijnen wonen, mogelijk meer kans hebben om leukemie te krijgen. Een causaal verband is echter niet aangetoond.
Het toenmalige ministerie van VROM heeft in 2005 gelet op de maatschappelijke discussie uit voorzorg beleid ontwikkeld, dat is vastgelegd in een beleidsadvies aan gemeenten en netbeheerders. De Rijksoverheid adviseert om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen, waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
De hoogspanningsleiding kent een 'magneetveldzone'. Binnen deze magneetveldzone van 80 meter aan weerszijden van de leiding as wordt door het RIVM geadviseerd om geen gevoelige functies zoals wonen toe te staan. Dit betreft echter een advies en geen harde voorwaarde. Onderhavige casus is besproken tijdens de informatiebijeenkomst over de uitkoopregeling op 8 december 2016 in Nieuwegein. Hier is door de medewerkers van het Ministerie van Economische Zaken bevestigd dat het mogelijk is een nieuwe woning te bouwen naast de uiteinden van de geleiders/leidingen.
4.5 Waterhuishouding en watertoets
Het gemeentelijke beleid, afgeleid van landelijk en provinciaal beleid, en verwoord in het huidige Gemeentelijk Rioleringsplan en Waterplan Weert dat in 2012 is vastgesteld, is uitgangspunt bij de waterparagraaf. Vertaald naar normen betekent dit dat in principe 0% van het “schoon” afvoerend oppervlak bij nieuwe plannen op het gemeentelijke rioolstelsel zal worden aangesloten. Voor 100% van het overtollige hemelwater is het principe van “vasthouden, bergen en afvoeren” van toepassing.
Voor dit plan betekent de vertaling van het aangescherpte landelijk beleid op hoofdlijnen dat in het te ontwikkelen gebied “slimmer en creatiever” met schoon hemelwater moet worden omgegaan waarbij in de juiste volgorde het principe van “vasthouden, bergen en afvoeren” van hemelwater gehanteerd moet worden. Vanuit waterkwaliteit gezien zal met de trits “voorkomen, scheiden, zuiveren” rekening worden gehouden. Dit betekent dat bij afkoppelen van schoon hemelwater de voorkeursvolgorde hergebruik van water, infiltratie, lozen op het oppervlaktewater en als laatste lozen op de riolering zal worden toegepast.
In het plan dient te worden uitgegaan van een gescheiden rioleringssysteem, waarbij hemelwater ter plaatse zal moeten infiltreren en het afvalwater op het bestaande rioleringsstelsel afgevoerd wordt. In het plan dient hiermee rekening te worden gehouden. Het hemelwater mag niet via de riolering wor-den afgevoerd, maar moet binnen het plangebied worden geïnfiltreerd of hergebruikt. Ten behoeve van de afkoppeling zal een opvang- en infiltratie-voorziening van voldoende capaciteit gerealiseerd moeten worden (rekening houden met 50 mm per m² verharding en bebouwing). Deze toetsing vindt plaats bij de aanvraag omgevingsvergunning.
De invloed op het grondwater wordt niet nadelig beïnvloed door de afvoer van hemelwater van de daken, omdat deze uitgevoerd zijn/worden met gebruikmaking van niet-uitlogende materialen, met directe infiltratie van het hemelwater in de bodem. Op deze manier wordt het watersysteem ter plaatse behouden.
Het plan valt verder onder de zogenaamde ondergrens voor een directe watertoets bij het watertoetsloket van het Waterschap Peel en Maas-vallei, omdat het bebouwd en/of verhard oppervlak niet groter is dan 2.000 m².
Er zijn geen negatieve gevolgen te voorzien ten aanzien van het aspect waterhuishouding.
Binnen het plangebied dient rekening gehouden te worden met de volgende bronmaatregelegen:
Voor het beheer en onderhoud dient, afhankelijk van de toe te passen voorziening, rekening te worden gehouden met de onderstaande aspecten:
De conclusie is dat in het plan wordt uitgegaan van een gescheiden rioleringssysteem, waarbij het hemelwater door een opvang- en bergingsvoorziening op eigen perceel zal infiltreren en het afvalwater op het bestaande rioleringsstelsel afgevoerd zal worden. Bij verbouwingswerkzaamheden wordt hiermee rekening gehouden.
De invloed op het grondwater wordt niet nadelig beïnvloed door de afvoer van hemelwater van de daken, omdat deze uitgevoerd worden met gebruikmaking van niet-uitlogende materialen, met directe infiltratie van het hemelwater in de bodem. Op deze manier wordt het watersysteem ter plaatse behouden.
Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de bouw van de nieuwe woning zal de afvoer van het hemelwater technisch inzichtelijk gemaakt worden.
De conclusie is dat er geen negatieve gevolgen te voorzien zijn ten aanzien van het aspect waterhuishouding en dat wordt voldaan aan het beleid.
4.6 Archeologie en cultuurhistorie
Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van kracht. In deze herziening van de Monumentenwet van 1988 zijn de uitgangspunten van het Europese Verdrag van Malta (1992) voor Nederland nader uitgewerkt. De belangrijkste veranderingen betreffen:
In het nieuwe bestel wordt een grotere verantwoordelijkheid en een sturende rol neergelegd bij de gemeentelijke overheid, niet in de laatste plaats omdat ook de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 van kracht is geworden. Met de beleidsuitvoering is een aantal nieuwe taken op de gemeenten afgekomen. In de eerste plaats dienen de archeologische en cultuurhistorische waarden op verantwoorde wijze te worden geïntegreerd in het ruimtelijk beleid. Centraal instrument hierbij is het bestemmingsplan. Ook bij het verlenen van bouw- sloop- en aanlegvergunningen komt archeologie aan de orde. Voorts dient in het kader van de wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen onroerende zaken (Wkpb) archeologische informatie ontsloten te zijn voor zowel burgers als overheid.
Het vele archeologische onderzoek op het dekzandeiland Weert-Nederweert heeft tot op heden belangrijke wetenschappelijke kennis opgeleverd en heeft bovendien een indrukwekkend inzicht gegeven in de bewoningsgeschiedenis van een dekzandlandschap gedurende vele duizenden jaren. Het door onderzoek verkregen beeld is zelfs van grote modelmatige waarde waar het gaat om de bewoningsdynamiek op de Zuid-Nederlandse zandgronden. Duidelijk is dat er enige differentiatie in “archeologische rijkdom” is aan te brengen op grond van de landschappelijke karakteristieken binnen de gemeentegrenzen en de plaatsen waar in het verleden al verstorende ingrepen (soms op grote schaal) hebben plaatsgevonden. Vooral de nog aanwezige hoger gelegen oude bouwlanden met een dik plaggendek, waaruit een groot deel van het dekzandeiland bestaat, blijken een buitengewoon goed geconserveerd bodemarchief te herbergen met vaak een bewoningsgeschiedenis van duizenden jaren. Maar ook andere landschappelijke eenheden, zoals de nattere beekdalen en de flanken daarvan, geven blijk van een vaak ongekend waardevol archeologisch gegevensbestand te herbergen (denk bijvoorbeeld aan de recentelijk aangetroffen Romeinse brug in de Tungelroyse beek). Daarnaast kennen de gemeenten Weert en Nederweert een aantal (verdwenen) hoeven, kasteeltjes, schansen, (water)molens en dergelijke die (qua locatie) zowel archeologisch en cultuurlandschappelijk van hoge waarde zijn. Een bijzondere betekenis heeft de historische kern van Weert, die als stad al in de loop van de late Middeleeuwen een belangrijke regionale, economische en bestuurlijke rol vervulde. Essentieel voor een goede beleidsuitvoering is een gedegen en actueel inzicht in de archeologische waarden op het gemeentelijke grondgebied. In 2009 is door de gemeenten Weert en Nederweert opdracht gegeven aan archeologisch onderzoeksbureau RAAP om een archeologische waardenkaart op te stellen. (M. Verhoeven / G.R. Ellenkamp / M. Janssen, 2009: Een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeenten Weert en Nederweert, RAAP-rapport 1877). Bij de kaartenset behoort een toelichting die naast een landschappelijk, archeologisch en historisch overzicht, een onderbouwing bevat van de keuzes en indeling op de uiteindelijke beleidskaart. Beleidskaart en beleidsnota vormen samen de noodzakelijke basis voor het archeologiebeleid van de gemeenten.
De archeologische beleidskaart is als losse kaartbijlage aan het document toegevoegd.
In Nederland worden de meeste beslissingen over de ruimtelijke inrichting genomen op gemeentelijk niveau. Begrijpelijk is dan ook dat in het nieuwe bestel de meeste taken en bevoegdheden zijn verschoven naar dat gemeentelijke niveau. Nieuw is dat gemeenten op grond van de Wamz en de Wro de rol krijgen van bevoegd gezag. De zorg voor het bodemarchief is hiermee niet meer vrijblijvend maar een (verplichte) verantwoordelijkheid.
De gemeenten zullen dus bij ruimtelijke plannen ervoor moeten zorgen dat de archeologische belangen bekend zijn en dat deze zorgvuldig worden betrokken in een afwegingsproces met andere (maatschappelijke, sociale, economische, ecologische) belangen.
In hoofdlijnen betekent dit het volgende voor de gemeente:
De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart zijn door de gemeenten Weert en Nederweert vastgesteld. Het beleid is vastgelegd in de beleidskaart en beleidsnota. De kaart omvat de locaties en gebieden die in aanmerking komen voor planologische maatregelen gericht op behoud, inpassing en eventueel toekomstig onderzoek in het kader van verdere planontwikkeling. Daarbij zijn tevens aangemerkt de (potentieel) waardevolle locaties, waarvoor in de bestemmingsplannen en eventueel ook op grond van de Erfgoedverordening (Monumentenverordening en/of Archeologieverordening) nadere voorwaarden gelden. De beleidskaart vraagt om een directe vertaling naar de bestemmings-plankaarten. In de verbeelding van het plan wordt de dubbelbestemming archeologie aangegeven als Waarde Archeologie.
figuur: uitsnede archeologische beleidsadvieskaart gemeente Weert
Conform de indeling op de archeologische beleidskaart worden voor de categorieën hoog en middelhoog waarden in bestemmingsplannen opgenomen. Aan de verschillende categorieën worden regels verbonden.
Met het indelen van archeologische waarden in bestemmingsplancategorieën, het (gemotiveerd) stellen van ondergrenzen ten aanzien van onderzoeksplicht voor de diverse categorieën en het opnemen van bestemmingsplanregels, is getracht een verantwoorde balans te vinden tussen enerzijds wetenschappelijke en cultuurhistorische belangen en anderzijds de maatschappelijke en praktische
uitvoerbaarheid.
Binnen onderhavig plangebied is sprake van een archeologische waarde (lila kleur in de figuur). Daar waar de archeologische waarde van toepassing is, is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog' opgenomen. Bij verstoringen met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 40 cm dient archeologisch onderzoek plaats te vinden.
figuur: uitsnede cultuurhistorische waardenkaart
Op de cultuurhistorische waardenkaart is te zien dat de locatie ligt in een cultuurland (bruin) met historische kern (rood). De Boeketweg is een weg ouder dan 1890.
4.7 Natuur en landschap met flora- en faunatoets
De bestemmingsplanlocatie ligt buiten de Natura 2000 en EHS. Het voorgestane bestemmingsplan geeft geen veranderingen welke van invloed kunnen zijn op deze gebieden. De Natuurbeschermingswet is niet van toepassing.
De bestemmingsplanlocatie maakt onderdeel uit van bestaande bebouwing en sluit aan op de aanwezige of als zodanig aanwezige woon-, maatschappelijke en agrarische bestemmingen, agrarische bouwkavels en bijbehorende wegen.
De ligging, het gebruik en het doel van dit bestemmingsplan veranderen, in het kader van de flora- en faunawetgeving, niets aan de gegeven situatie. De bestemmingsplanreparatie vormt geen belemmering in het kader van de flora- en faunawetgeving.
4.8 Economische uitvoerbaarheid
Met dit bestemmingsplan wordt uitvoering gegeven aan de Uitkoopregeling van het rijk. Met de eigenaren is een planschadeovereenkomst overeen gekomen. Het bestemmingsplan is daarmee economisch uitvoerbaar.
5.1 Inleiding
In het voorliggende bestemmingsplan zijn de specifieke omstandigheden beschreven en de mogelijke belemmeringen onderzocht van de gevolgen van de ontwikkeling.
In dit hoofdstuk worden de effecten van het project beschreven; hierbij komen aan de orde:
5.2 Ruimtelijke gevolgen en afweging
Beleidsmatig past het bestemmingsplan binnen de kaders, zoals die beschreven zijn vanuit het provinciale en gemeentelijke beleid.
Binnen dit bestemmingsplan wordt een bestaande woning herbestemd en komt een bouwvlak voor een nieuw te bouwen woning te vervallen.
Ook de maatschappelijke gevolgen van het project voor de directe omgeving zijn aanvaardbaar. De gemeente Weert heeft het plan in principe positief beoordeeld.
5.3 Conclusie
De conclusie op grond van de bovenstaande overwegingen is dat aan het initiatief medewerking kan worden verleend, omdat de opzet planologisch, maatschappelijk en stedenbouwkundig verantwoord is.
6.1 Inleiding
Het bestemmingsplan is vervat in een verbeelding, planregels en toelichting
De volgende randvoorwaarden bepalen de opzet en inrichting van het bestemmingsplan:
De structuur van het plan is zodanig dat de verbeelding ervan de primaire informatie geeft over waar gebouwd mag worden (bouwvlak voor bouwen tot een bepaalde goothoogte en bouwhoogte). Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden.
Vervolgens kan men in de regels teruglezen welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan. De ordening van regels is daartoe zodanig opgezet dat bij iedere bestemming een nagenoeg compleet beeld van de regels voor die bestemming is gegeven. Desondanks blijven aanvullend inleidende bepalingen en algemene bepalingen nodig.
Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de SVBP 2012 alsmede de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In verband hiermee wordt niet meer gesproken over planvoorschriften en vrijstellingen maar over respectievelijk regels en ontheffingen.
6.2 Verbeelding
Op de verbeelding zijn aangegeven:
De gronden gelegen binnen de grens van het plangebied zijn geregeld binnen dit bestemmingsplan. Een bepaalde kleur geeft aan welke bestemming het betreft.
Logisch dus dat de kleur meteen duidelijk maakt welk artikel uit de regels geraadpleegd moet worden. Dubbelbestemmingen betreffen met name een beheersregeling, dan wel aanvullend beleid op de onderliggende bestemming.
In de regel gaat het hier om van toepassing zijnde zoneringen of sectoraal beleid. Het bouwvlak en de bouwaanduiding 'bijgebouwen' geeft de begrenzing aan waarbinnen gebouwen opgericht mogen worden. In het bouwvlak moet het hoofdgebouw gesitueerd worden. In de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mogen ondergeschikte gebouwen en bijgebouwen opgericht worden. De overige aanduidingen geven een specifieke situatie weer, waarvoor in de regels een aparte regeling is opgenomen.
6.3 De planregels
6.3.1 Algemeen
De regels zijn als volgt opgebouwd:
Allereerst zijn de inleidende regels opgenomen: de begripsbepalingen en de regels omtrent de wijze van meten. Vervolgens zijn artikelen van de afzonderlijke bestemmingen opgenomen. Deze bevatten de specifieke regels voor de desbetreffende bestemming. Daarna volgen de algemene regels. Dit is een aantal planregels van een algemeen en administratief karakter, dat onontbeerlijk is voor een bestemmingsplan. Het betreft hier de anti-dubbeltelregel, algemene regels met betrekking tot bouwen, gebruik, ontheffing, wijziging, procedure en overige regels. Tot slot zijn de regels met betrekking tot overgangsrecht en de titel opgenomen.
6.3.2 Opbouw bestemmingsregels
Bij de aanwijzing van de afzonderlijke bestemmingen is steeds dezelfde structuur gekozen, en wel de volgende:
6.4 De bestemmingen
Hierna zijn de binnen het plangebied gelegen bestemmingen afzonderlijk opgenomen. Daarbij wordt ingegaan op het van toepassing zijnde beleid en de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen de desbetreffende bestemming.
Het beleid dient ertoe om de toegankelijkheid en de begrijpbaarheid van de regels te vergroten. Op basis hiervan is het mogelijk om te bepalen of een bouwplan of ontwikkeling in de geest van het bestemmingsplan past.
Het vastgestelde beleid vormt in geval van een gewenste afwijking de basis voor een gemotiveerde weigeringsgrond.
6.4.1 Bestemming Wonen
Het beleid
De bestemming Wonen is een van de meest voorkomende bestemmingen binnen het plangebied. Het beleid voor deze bestemming is gericht op:
menging van tuin en straatgericht wonen;
vermijding van blinde eindgevels bij woningen.
Het bouwvlak
De bouwblokdiepte is per bouwperceel ingetekend. De afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrens is minimaal 5 meter of zoveel minder als de woning reeds op kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens staat. De inhoud van de woning mag maximaal 1.000 m³ bedragen.
Het hoofdgebouw is bepalend voor de bouwvlakken op de verbeelding. Het voordeel hiervan is dat men direct kan zien waar de woning opgericht kan worden. Het bouwvlak is mag in zijn geheel worden bebouwd tot een goot- en bouwhoogte van maximaal respectievelijk 5,5 en 8 meter.
Ondergeschikte bouwdelen in de vorm van erkers (aangebouwd bijgebouw), luifels en balkons zijn toegestaan voor de voorgevel, mits ze niet meer dan 1,20 meter voor de voorgevel uitsteken en maximaal 5 m² aan oppervlakte beslaan.
De aanduiding 'bijgebouwen'
Er is voor gekozen de oppervlakte van het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' gezamenlijk maximaal ongeveer 1. 500 m2 te laten bedragen in verband met de ruimtelijke kwaliteit. Zo wordt namelijk voorkomen dat op het gehele perceel bebouwing opgericht kan worden. Uitgangspunt bij een verantwoorde ruimtelijke kwaliteit is namelijk zoveel mogelijk concentratie van bebouwing. Dit is conform de uitgangspunten van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011'.
Ook de aanduiding 'bijgebouwen' is op basis van de genoemde maten in de verbeelding ingetekend om onduidelijkheden te voorkomen.
Het toegestane oppervlak aan bijgebouwen binnen de aanduiding 'bijgebouwen' bedraagt 396 m². Dit is conform de oppervlakte van de aanwezige vergunde bijgebouwen. Bijgebouwen die gelegen zijn binnen het bouwvlak tellen niet mee bij de bepaling van het aantal m² aan bijgebouwen.
De goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3,20 meter bedragen. Het bijgebouw bestaat uit maximaal 1 (volwaardige) bouwlaag. Het bijgebouw mag plat afgedekt worden of met een kap worden uitgevoerd. In een bijgebouw mag onder de kap geen verblijfsruimte worden opgericht.
Voor erfafscheidingen gelden ander hoogten. Buiten het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' mag de hoogte van erfafscheidingen maximaal 1 meter bedragen, uitgezonderd sierhekwerken waarvan de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen en waarbij geen beperkingen ten aanzien van de situering gelden. Binnen het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' mag de hoogte van een erfafscheiding maximaal 2 meter bedragen.
6.4.2 Dubbelbestemming Leiding – Hoogspanning
Deze dubbelbestemming heeft als doel de door het plangebied lopende hoogspanningsleidingen en de daarbij behorende masten te regelen. Daartoe is een beschermingszone opgenomen met een breedte van 20 meter aan weerszijde van de hartlijn van de hoog-spanningsverbinding. Werkzaamheden binnen deze zone zijn alleen mogelijk onder voorwaarden en met een omgevingsvergunning.
6.4.3 Dubbelbestemming Waarde – Archeologie hoog
Binnen het plangebied komt volgens de archeologische waardenkaart van de gemeente gebieden voor met een archeologische waarde en gebieden zonder archeologische verwachting of vrijgegeven gebieden. Voor gebieden met een archeologische waarde wordt een dubbelbestemming opgenomen.
In de regels is ter bescherming van de archeologische waarden aan de aanvrager van een omgevingsvergunning een onderzoeksverplichting opgelegd met betrekking tot de archeologische waarde van de te bebouwen gronden. Deze onderzoeksverplichting is afhankelijk van de verstoringsoppervlakte en verstoringsdiepte.
Verder is voor een aantal mogelijk bodemverstorende activiteiten een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen met een onderzoeksverplichting ten aanzien van de archeologische waarde van het terrein waarop de werken en werkzaamheden plaatsvinden. Dit is ook afhankelijk van de verstoringsoppervlakte en verstoringsdiepte.
6.5 Nadere eisen ter verbetering
Waar en hoe gebouwd moet worden volgt uit de basiseisen van de bestemmingsplanvoorschriften. De keuze voor een gedetailleerde planopzet (bouw- en bouwaanduiding 'bijbouwen' op maat afgestemd op het bouwperceel) pretendeert zorgvuldigheid van de zijde van de gemeentelijke overheid.
Dit betekent echter geen vrijwaring van onvolkomenheden of niet beoogde bouwmogelijkheden.
De situering van bebouwing die nadelig werkt op algemene veiligheid of anderszins gevaar inhoudt, moet kunnen worden voorkomen. Het verschuiven met de situering binnen een afwijkingspercentage van 10 % moet van de zijde van de gemeente geëist kunnen worden vanuit een oogpunt van algemeen belang. Die mogelijkheid is verwoord tot nadere eisen in dit bestemmingsplan.
7.1 Inleiding
De handhavingsnota 'Handhaven in Weert' van 14 juli 2010 bevat het beleidsmatig kader voor de handhaving van regels met betrekking tot gedrag van mensen in relatie tot fysieke objecten en de fysieke omgeving. Het vormt dus ook het beleid met betrekking tot toezicht en handhaving van bestemmingsplannen en bouwvoorschriften. De nota biedt een eenduidig kader voor de sturing van de uitvoering. Voor burgers en bedrijven is duidelijk hoe de gemeente haar handhavingstaak invult.
Ter uitwerking van het beleid in deze handhavingsnota wordt jaarlijks een handhavingsuitvoeringsprogramma opgesteld. In dit programma wordt aangegeven welke handhavingsdoelen worden nagestreefd, welke aanpak wordt gekozen om die doelen te realiseren en welke menskracht en middelen daarvoor nodig zijn. Zo ook met betrekking tot toezicht en handhaving van bestemmingplannen. Uitgangspunt is immers dat binnen de beschikbare formatie en middelen keuzes worden gemaakt. Het is echter niet mogelijk dat de gemeente continue en overal op de naleving van alle regels toeziet. Het zwaartepunt van de inzet ligt bij toezicht en handhaving van de prioritaire onderwerpen die uit de risicoanalyse naar voren komen. Daarnaast wordt capaciteit gereserveerd om adequaat te kunnen reageren op klachten, meldingen en incidenten.
Weert zet vooral in op het verbeteren van het naleefgedrag en heeft een sterke voorkeur voor preventief optreden boven repressief optreden. De gemeente benadrukt dat burgers en bedrijven ook een eigen verantwoordelijkheid dragen. De reactie van de gemeente zal stringenter zijn wanneer een overtreder weinig of geen eigen verantwoordelijkheid neemt. De basis voor het gemeentelijk optreden is echter beschreven in het gestandaardiseerd handhavingsprotocol.
Om toezicht en handhaving van bestemmingplannen tot een succes te maken zijn de volgende voorwaarden van belang:
gebruik van gronden en bouwwerken.
7.2 Uitvoering handhavingstoezicht
Het toezicht op en de handhaving van bestemmingsplannen wordt uitgevoerd door medewerkers van de gemeente Weert. Om de samenwerking op de verschillende beleidsterreinen te bevorderen en meer toe te werken naar een integraal handavingsbeleid zijn per 1 januari 2012 de toezichts- en handhavingstaken met betrekking tot ruimtelijke ordening, bouwen, milieu, APV en bijzondere wetten ondergebracht in één afdeling, namelijk de afdeling Vergunningen, Toezicht & Handhaving (VTH). Daarnaast vindt er ook nog samenwerking plaats met niet-gemeentelijke instanties, zoals onder andere de politie, brandweer, Provincie Limburg, AID en Waterschappen.
Deze samenwerking komt tot uiting in het 'veld', en in het periodieke teamoverleg Toezicht & Handhaving en in het periodiek aansturingsoverleg van de politie.
Voor de uitvoering van toezicht en handhaving van bestemmingplannen is binnen de afdeling VTH capaciteit beschikbaar. Jaarlijks zal in het handhavingsuitvoeringsprogramma aangegeven worden hoeveel beschikbare formatie en middelen specifiek ingezet zullen worden voor de uitvoering van toezichts- en handhavingtaken met betrekking tot bestemmingsplannen.
Het toezicht op en de handhaving van het plangebied bestaan uit periodieke, specifieke en/of gemeentebreed opgezette controles. Periodiek worden bebouwing, gebruik van de bouwwerken en gronden en aanlegvergunningsplichtige werkzaamheden systematisch gecontroleerd. Wanneer specifieke controles plaatsvinden wordt gecontroleerd aan de hand van een thema. Hierbij kan gedacht worden aan detailhandel in bedrijfspanden, het wonen in bedrijfspanden, beroeps- en bedrijfsuitoefening in de woning en het bouwen zonder vergunning. Van gemeentebrede controles is sprake als er controles worden gehouden in samenwerking met andere ambtelijke diensten. In het handhavingstoezicht wordt gestreefd naar een zo een integraal mogelijke benadering, hierbij kan gedacht worden aan het gelijktijdig uitvoeren van controles ten aanzien van diverse wetten of het vervullen van de oog- en oorfunctie.
7.3 Overgangsrecht
Voor het overgangsrecht is op grond van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening voor zowel het bouwrecht als het gebruiksrecht bepalend het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Ten aanzien van het bouwen geldt het overgangsrecht niet voor bouwwerken die gebouwd zijn zonder vergunning en/of in strijd met het voorheen geldende plan. In de overgangsbepalingen is verder vastgelegd dat het verboden is het met het bestemmingsplan strijdige gebruik dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Verder is bepaald dat indien het strijdige gebruik voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken het verboden is dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan.
7.4 Voorlichting
Het doel van het geven van voorlichting is het informeren van de bewoners en gebruikers in het plangebied. Verder worden de bewoners en gebruikers in de omgeving van het plangebied de gelegenheid gegeven te reageren op het ontwerpplan.
7.5 Sanctionering
Wanneer strijdigheden met het bestemmingsplan worden geconstateerd wordt overeenkomstig het vastgestelde handhavingbeleid handhavend opgetreden, conform het gestandaardiseerde handhavingsprotocol zoals omschreven in de nota 'Handhaven in Weert'.
8.1 De te volgen procedure
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) is in werking getreden met ingang van 1 juli 2008. De wettelijke procedure start met het moment van ter visie legging van het ontwerp bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan valt onder het nieuwe regime. In de Wro wordt de bestemmingsplanprocedure sterk verkort. Gedachte hierachter is dat gemeenten beter kunnen inspelen op nieuwe initiatieven.
De procedure ziet er als volgt uit:
8.2 Kennisgeving voorbereiding
Overeenkomstig artikel 1.3.1. Besluit ruimtelijke ordening is op 27 september 2017 in het huis-aan-huisblad ViaWeert kennis gegeven van het voornemen tot het voorbereiden van het bestemmingsplan 'Boeketweg 26'.
8.3 Vooroverleg
Er is geen sprake van een rijks- of provinciaal belang dan wel een belang van het Watertoetsloket. Daarom is ervoor gekozen geen vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening te voeren.