direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
Plan: Hoefbemdenweg 4
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0988.Hoefbemdenweg4-VA01

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarisch bedrijf met de daarbij behorende voorzieningen, met een geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. een intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • c. maximaal drie bedrijfswoningen;
  • d. landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsplan van ir. Guido W.F.M. Paumen, tuin & landschapsarchitect d.d. 2 februari 2012, zoals vastgelegd door de raad op 12 december 2012 en toegevoegd als bijlage 1 bij deze regels,

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. groenvoorzieningen;
    • 2. parkeervoorzieningen,
    • 3. verkeersvoorzieningen, waaronder perceelsontluitingswegen;
    • 4. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
    • 5. waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 6. recreatief medegebruik.
4.1.2

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 14.2.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken passende binnen de bestemming met bijbehorende bijgebouwen en landschappelijke inpassing alsmede waterbergende en/of infiltrerende voorzieningen, welke gerealiseerd en in stand diene te worden gehouden overeenkomstig het bepaalde in het landschapsplan van ir. Guido W.F.M. Paumen, tuin & landschapsarchitect d.d. 2 februari 2012, zoals vastgelegd door de raad op 12 december 2012 en toegevoegd als bijlage 1 bij deze regels;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen passen binnen deze bestemming;
  • c. drie bedrijfswoningen,
  • d. teeltondersteunende voorzieningen, hagelnetten en mestopslag.
4.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, bedrijfswoningen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. (bedrijfs)gebouwen mogen ten dienste van het agrarisch bedrijf worden opgericht, met dien verstande, dat:
    • 1. de goothoogte maximaal 5,50 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 10,00 meter mag bedragen;
    • 3. gebouwen met een kap van ten minste 12° zullen worden afgedekt;
  • d. maximaal drie bedrijfswoningen mogen worden gerealiseerd, met dien verstande, dat:
    • 1. de goothoogte maximaal 5,50 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;
    • 3. gebouwen met een kap van ten minste 12° zullen worden afgedekt;
    • 4. de inhoud per bedrijfswoning maximaal 750 m3 mag bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume' maximaal het toegestane volume aan bebouwing mag worden opgericht, waarvan maximaal 925 m3 als bedrijfswoning en maximaal 475 m3 als bedrijfs- en/of kantoorruimte mag worden gebruikt;
  • e. (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen mogen worden gerealiseerd, met dien verstande, dat;
    • 1. de goothoogte maximaal 3,20 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen;
    • 3. gebouwen met een kap van ten minste 12° zullen worden afgedekt;
    • 4. de oppervlakte van bijgebouwen maximaal 150 m2 mag bedragen;
  • f. bedrijfsgebouwen, alsmede bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning(en) mogen niet voor de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan worden opgericht, doch minimaal 1 meter erachter,
  • g. mestopslag is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak
4.2.3 Overige regels met betrekking tot bebouwing
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen buiten het bouwvlak, op het onbebouwd blijvende gedeelte van het bestemmingsvlak worden opgericht;
  • b. overkappingen zonder wanden of met maximaal 1 dichte wand mogen niet hoger zijn dan 3,00 meter, gemeten vanaf het aansluitend terrein. Overkappingen die geplaatst zijn op minder dan 0,5 meter van een wand van een bedrijfsgebouw, worden geacht te zijn omsloten door de desbetreffende wand van het bedrijfsgebouw;
  • c. mestsilo's mogen worden gerealiseerd, met dien verstande, dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal 8,50 meter mag bedragen;
    • 2. de inhoud maximaal 2500 m3 mag bedragen;
  • d. overige silo's mogen worden gerealiseerd, met dien verstande, dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal 15,00 meter mag bedragen;
  • e. erfafscheidingen mogen worden gerealiseerd, met dien verstande, dat:
    • 1. voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter mag bedragen, voor het overige maximaal 2,00 meter mag bedragen;
  • f. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gerealiseerd, met dien verstande, dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal 8,00 meter mag bedragen;
  • g. de bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen mag maximaal 3,00 m bedragen;
  • h. de inhoud van mestopslagplaatsen per bouwperceel mag maximaal 2.500 m3 bedragen;
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de aard, hoogte en situering van bouwwerken indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing, ter voorkoming van onevenredige aantasting en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
4.3.2 Toepassingscriteria

De onder 4.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de bescherming van het cultuurhistorische karkater van de bestaande bebouwing en bouwwerken en van omliggende waarden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het wijzigen van het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2 ten behoeve van het wijzigen van de vorm van het bouwvlak ten behoeve van een doelmatige bedrijfsvoering, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe wordt aangetoond;
  • b. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast;
  • c. dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
4.4.2 Afwijken van de bouwregels met betrekking tot de bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2 voor het toestaan van een bouwhoogte van maximaal 12 m, met dien verstande dat:

  • a. de afwijking nodig is in verband met bedrijfseconomische dan wel andere zwaarwegende bedrijfsomstandigheden;
  • b. de afwijking landschappelijk wordt ingepast.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden en opstallen:

  • a. standplaats van onderkomens en als standplaats van kampeermiddelen;
  • b. voor detailhandel;
  • c. voor wonen, behoudens in de bedrijfswoning;
  • d. voor een horecabedrijf en/of –instelling;
  • e. voor reclamedoeleinden, behoudens ten behoeve van de eigen inrichting;
  • f. voor intensieve veehouderij, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • g. voor glastuinbouw;
  • h. voor het gebruik van gronden als paardenbak op minder dan 50 meter van woningen van derden en lichtmasten op minder dan 50 meter van woningen van derden;
  • i. als manege.
4.5.2 Parkeren

Elk bedrijf dient te voorzien in de behoefte aan parkeergelegenheid (zowel voor personeel als voor bezoekers) en in gelegenheid voor laden en lossen, waarbij voldaan dient te worden aan de normen opgenomen in de Parkeerbeleidsnota 2006, tenzij voldoende openbare plaatsen aanwezig zijn volgens een beoordeling van burgemeester en wethouders.

4.5.3 Landschappelijke inpassing

Het gebruiken en het (doen) gebruiken van de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden en opstallen conform de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', voor zover dit gebruik is toegelaten onder de voorwaarde van landschappelijke inpassing, is alleen toegestaan als die landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsplan van ir. Guido W.F.M. Paumen, tuin & landschapsarchitect d.d. 2 februari 2012, een en ander zoals vastgelegd door de raad op 12 december 2012 en toegevoegd als bijlage 1 bij deze regels, uiterlijk 9 maanden nadat de daaraan gekoppelde bebouwing is gerealiseerd, volledig is uitgevoerd en/of volledig in stand wordt gehouden. De landschappelijke inpassing die als voorwaarde voor bebouwing elders dient plaats te vinden dient volledig te zijn uitgevoerd en/of volledig in stand te worden gehouden alvorens gebruik overeenkomstig de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf is toegestaan.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het gebruik van een aangebouwd bijgebouw als afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.5.1 ten behoeve van het gebruik van een aangebouwd bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe wordt aangetoond;
  • b. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast;
  • c. dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  • d. dit niet mag leiden tot afsplitsing van een afzonderlijke en zelfstandige burgerwoning;
  • e. de oppervlakte maximaal 75 m2 bedraagt.
4.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van kamperen bij de boer

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.5.1 ten behoeve van kamperen bij de boer, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 25 kampeerplaatsen mogen worden opgericht, ofwel maximaal 3 trekkershutten;
  • b. kamperen alleen tijdens het kampeerseizoen is toegestaan dat loopt van 1 maart tot 1 november;
  • c. buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen aanwezig zijn;
  • d. de kampeerplaatsen landschappelijk zijn ingepast in de omgeving;
  • e. er voldoende voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.
4.6.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van huisvesting van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.5.1 ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders in bestaande tot logiesgebouw te verbouwen bedrijfsgebouwen, dan wel nieuw te bouwen logiesgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe wordt aangetoond;
  • b. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast;
  • c. dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  • d. huisvesting wordt gerealiseerd ten behoeve van maximaal 30 personen die werkzaam dienen te zijn binnen het bedrijf;
  • e. per persoon minimaal 10 m2 aan oppervlakte met enige privacy aanwezig is;
  • f. natuur- en landschappelijke compensatie wordt geleverd, dit ter beoordeling van de gemeente;
  • g. na beëindiging de situatie in zijn oorspronkelijke staat dient te worden teruggebracht of wordt hergebruik mogelijk gemaakt conform het dan geldende beleid.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing.

4.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

4.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.