In
deze regels wordt verstaan onder:
1.1.plan
het
bestemmingsplan “Vrakkerstraat ong. te Weert” met
identificatienummer NL.IMRO.0988.BPVrakkerstraat-ON01 van
de gemeente Weert.
de
geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de
daarbij behorende bijlagen.
1.3.
aan huis gebonden beroep:
een
dienstverlenend beroep, dat op kleine schaalin een woning en/of daarbij
behorendebijgebouwenwordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende
mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of
uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder
een aan huis gebonden beroep worden hier eveneens begrepen consument
verzorgende activiteiten (bijvoorbeeld schoonheidsspecialist(e),
nagelstudio, atelier).
1.4.
aan huis gebonden bedrijf:
een
ambachtelijk bedrijf, dat op kleine schaalin een woning en/of daarbij
behorendebijgebouwenwordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende
mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of
uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.5.
aanduiding:
een
geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid,
waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik
en/of het bebouwen van gronden.
1.6.
aanduidingsgrens:
de
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7.
achtererf:
gedeelte
van het erf dat aan de achterzijde van de maximale bouwdiepte van het
gebouw is gelegen.
1.8.
activiteit:
activiteit
als bedoeld in artikel 2.1, eerste of tweede lid Wabo.
1.9.
afhankelijke woonruimte;
een
extra woonruimte in een bijgebouw bij een woning, waarin een
huishouding gevestigd is, dat afhankelijk is van de bewoner(s) in de
zelfstandige woning.
1.10.
ambachtelijk bedrijf:
een
bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van
handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van
goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte
activiteit, van goederen verband houdende met het ambacht.
1.11.
archeologische waarde:
de
aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie
van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke
aanwezigheid of activiteit uit het verleden.
1.12.
architectonische waarde:
de
aan een bouwwerk toegekende waarde in verband met de vormgeving, het
materiaalgebruik en/of detaillering.
1.13.
bebouwing:
een
of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.14.
bebouwingspercentage:
een
in de regels c.q. op de verbeelding aangegeven percentage, dat de
grootte van een deel van een bouwperceel aangeeft, dat ten hoogste mag
worden bebouwd.
1.15.
bedrijfsgebouw:
een
gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of
meer bedrijfsactiviteiten.
1.16.
beeldkwalitatieve waarde:
waarde
van zaken, welk van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun
betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.
1.17.
besluit geluidhinder:
besluit
van 20 oktober 2006 (staatsblad 532), betreffende de hogere
grenswaarden bij geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones rond wegen,
spoorwegen en industrieterreinen.
1.18.
bestemmingsgrens:
de
grens van een bestemmingsvlak.
1.19.
bestemmingsvlak:
een
geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20.
bevoegd gezag:
bestuursorgaan
dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een
aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende
omgevingsvergunning.
1.21.
bijgebouw:
een
al dan niet aangebouwd gebouw of uitbouw , dat in bouwkundig en
ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel
gelegen hoofdgebouw en bestaat uit één bouwlaag.
1.22.
bijgebouwgrens:
de
grens van de (bouw)aanduiding ‘bijgebouwen’.
1.23.
(bouw)aanduiding ‘bijgebouwen’:
een
geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, zijn toegelaten.
1.24.
bouwen:
plaatsen,
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en/of
vergroten van een bouwwerk.
1.25.
bouwgrens:
de
grens van een bouwvlak.
1.26.
bouwlaag:
een
doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering
gelijke hoogte liggende vloeren of balklagenis begrensd, zulks met
inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.27.
bouwperceel:
een
aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige,
bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.28.
bouwperceelgrens:
de
grens van een bouwperceel.
1.29.
bouwvlak:
een
geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde zijn toegelaten.
1.30.
bouwwerk:
een
bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de
aarde is verbonden.
1.31.
detailhandel:
het
bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder begrepen de
uitstalling ten verkoop en/of ten verhuur, het verkopen, verhuren en/of
leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen en/of huren
voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van
een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.32.
dienstverlening:
het
bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven
en/of personen, zoals administratie-, advertentie-, advocaten-,
makelaars-, werkbemiddelings-, advies- en ingenieursbureaus met een
beperkte publieksgerichte functie, en administratie/showroom ten
behoeve van de groothandel.
1.33.
draaderfafscheiding:
een
afscheiding bestaande uit draad met een maaswijdte of onderlinge
afstand van minimaal 5 cm.
1.34.
erf:
al
dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is
gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht
ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw en, voorzover een
bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet
verbiedt.
1.35.
erfgrens:
een
grens van een erf.
1.36.
evenement:
een
tijdelijke activiteit (in de openlucht) al dan niet in tijdelijke
tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of
besloten publiek voor informerende, educatieve, vermaak, culturele
en/of levensbeschouwelijke doeleinden.
1.37.
gebouw:
elk
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38.
gemeentelijk stads- en dorpsgezicht:
stads-
en dorpsgezicht, zoals vastgesteld ingevolge de gemeentelijke
monumentenverordening.
1.39.
horecabedrijf:
een
bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor
gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies
wordt verstrekten/of waarin zaalaccommodatie wordt
geëxploiteerd.
1.40.
hoofdgebouw:
een
of meer panden, of een gedeelte ervan, dat noodzakelijk is voor de
verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een
perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig
zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.41.
kantoor:
een
gebouw of een gedeelte van een gebouw, waarin al dan niet ambtelijk/
bestuurlijk
of bedrijfsmatig activiteiten plaatsvinden van bestuurlijke,
maatschappelijke, juridische, administratieve, ontwerptechnische,
(sociaal) wetenschappelijke en daarmee gelijk te stellen aard.
1.42.
maatschappelijke doeleinden:
maatschappelijke,
sociale, educatieve, medische, culturele, levens-beschouwelijke en/of
religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van overheids- en
openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca
ten dienste van deze voorzieningen.
1.43.
omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning
als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
1.44.
onderbouw:
een
gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de
bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.
1.45.
ondergronds bouwwerk:
een
(gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste
1,75 m beneden peil.
1.46.
pand:
de
kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief
zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden
en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.47.
parkeerbeleidsnota:
de
op 28 juni 2006 door de raad vastgestelde nota waarin het gemeentelijke
beleid verwoord is ten aanzien van parkeren.
1.48.
peil:
- voor
gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de
hoogte van deweg ter plaatse van diehoofdtoegang;
- in
andere gevallen de gemiddelde kruinhoogte van het aansluitende
afgewerkte maaiveld, bij voltooiing van de bouw.
1.49.
prostitutie:
het
bedrijfsmatig -of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt-
gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of vaartuig,
verrichten van seksuele handelingen met een ander, nader te
onderscheiden in:
- raamprostitutie:
prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening zichtbaar
vanaf de (openbare) weg of openbaar vaarwater wordt aangeboden;
- bordeelprostitutie:
postitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening in een
besloten daarvoor ingerichte of bedoelde ruimte wordt aangeboden.
1.50.
rooilijn:
een
in de verbeelding weergegeven lijn (bouwgrens), die niet door gebouwen
mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten
afwijkingen.
1.51.
setback:
een
dakopbouw die is gelegen ten minste 2,00 m achter de denkbeeldige
verticaal doorgetrokken voorgevel van een gebouw en die een hoogte
heeft van maximaal 3,50 m, gemeten vanaf de bovenkant van de
desbetreffende verdiepingsvloer.
1.52.
sierhekwerk:
hekwerk
dienende als erfafscheiding bestaand uit smeedwerk of spijlen.
1.53.
speelterrein:
een
terrein in de openbare ruimte voor speeldoeleinden, zoals een terrein
met
meerdere
(grote) speeltoestellen, trapveld, basketveld, skate- c.q.
skateboardbaan.
1.54.
speeltoestel:
bouwwerk
c.q. inrichting in de openbare ruimte bestemd voor vermaak of
ontspanning c.q. bedoeld voor kinderen om mee te spelen, zoals een
schommel, glijbaan, klimrek, wipwap of zandbak.
1.55.
stedenbouwkundig beeld:
ruimtelijke
verschijningsvorm van de bestaande bebouwing die wordt bepaald door de
situering, de bouwmassa’s, de gevelindeling en de dakvormen.
1.56.
stedenbouwkundige waarde:
de
aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige
elementen, zoals situatie en infrastructuur, alsmede de ligging van
bouwwerken in dat gebied (tot uitdrukking komend de bouwmassa,
hoogtematen, dakvorm en gevelopbouw).
1.57.
structureel groen:
groenvoorzieningen
die een wezenlijk onderdeel vormen van de ruimtelijke structuur met een
duidelijke beeldbepalende rol.
1.58.
voorerf:
gedeelte
van het erf dat aan de voorkant van het gebouw gelegen is.
1.59.
Wabo:
Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.60.
wet geluidhinder:
wet
van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende regels inzake het voorkomen of
beperken van geluidhinder, zoals deze wet laatstelijk is gewijzigd bij
de Wet van 5 juli 2006, Stb. 2006, 350.
1.61.
water, watergang:
permanent
en semi-permanent watervoerende oppervlaktewateren; verschijningsvormen
zijn: riviertjes, beken, sloten, vloedsgraven, stroom- en grasbanen,
fictieve of theoretische wateren (gelegen op de bodem van droogdalen of
in vijvers / stilstaande wateren), regenwaterbuffers, wegwatergangen en
overkluisde wateren; de taluds (het oppervlak tussen de bodem en de
insteek) en eventueel onderhoudsstroken behoren ook tot het water.
1.62.
woning/wooneenheid:
een
(gedeelte van een) gebouw dat uitsluitend dient voor de huisvesting van
één zelfstandige huishouding.
1.63.
zijerf:
gedeelte
van het erf dat aan de zijkant van het gebouw gelegen is.