direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nelissenhofweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Als gevolg van een besluit van het Ministerie van Defensie is de Van Horne Kazerne (KMS) te Weert per 1 januari 2015 gesloten. Het plangebied betreft het terrein van het voormalige Bisschoppelijk College, dat in 2009 is verworven door Defensie met de bedoeling er het KMS-complex uit te breiden. Daarbij was ook een deel van de Nelissenhofweg betrokken. Dit deel is destijds onttrokken aan het openbaar verkeer. De uitbreiding is er echter nooit gekomen. In 2012 is het schoolgebouw gesloopt. Het terrein is niet meer in gebruik.

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft het KMS-complex op 14 maart 2016 verkocht. De gemeente is daarbij eigenaar geworden van het terrein van het voormalige Bisschoppelijke College, zijnde het plangebied. De Nelissenhofweg, de weg gelegen tussen de voormalige KMS en het plangebied, is weer open gesteld.

In de Structuurvisie Weert 2025 is het gebied, dat reikt van KMS tot de toegangspoort Kempen~Broek – IJzeren Man benoemd als Weert-West.

Het complex De Lichtenberg en Dressuur en springstal De IJzeren Man maakt hiervan ook deel uit. Dit gebied is volop in ontwikkeling. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een deel van het plangebied Weert-West.

Met dit bestemmingsplan komt de bestemming 'Maatschappelijk', met wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming 'Maatschappelijk – Militair terrein', van het plangebied te vervallen en worden de juridisch-planologische mogelijkheden geschapen voor een paardenhouderij met bijbehorende agrarische percelen alsmede openbare ruimte met recreatieve routestructuur.

Hoofdstuk 2 Omgeving

2.1 Beschrijving van de omgeving van het plangebied.

Het plangebied maakt deel uit van Weert-West en ligt in de wijk Rond de Kazerne aan de zuidwestzijde van de stad Weert. Het betreft een heel groen deel van de stad. Het KMS-complex is bijzonder, enerzijds vanwege de rijksmonumentale bebouwing op het terrein, maar ook vanwege de ligging.

Het terrein is bijna 11 ha groot en ligt op loopafstand van het centrum van de stad. Maar ook het rijksmonument openluchttheater De Lichtenberg met groene omgeving met diverse (sport)voorzieningen is uniek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0001.png"

figuur: ligging plangebied in de gemeente Weert

De Kazernelaan aan de noordzijde van het plangebied wordt gekenmerkt door de monumentale beuken, waarvan de takken met vol blad in de zomer de weg overdekken. Deze laan leidt naar het gebied rondom waterplas De IJzeren Man, met meer intensief recreatieve voorzieningen, zoals een zwembad, binnen- en buitenspeeltuin, Natuur- en milieucentrum, kinderboerderij, klimbos, trim-parcours, waterskibaan, en vele wandelpaden. De recreatieve functie is boven-lokaal. Tevens zijn enkele horecavoorzieningen in de omgeving aanwezig.

Het evenemententerrein aan de westzijde van het plangebied wordt gebruikt door de nabij gelegen Dressuur en springstal De IJzeren Man.

Het gebied Weert-West snijdt de woonbuurtjes in de wijk als het ware doormidden. De buurt Boshoverbeek ligt aan de noordzijde van het gebied, de buurt Ambachtenhof aan de oostzijde, de buurt Sint Theunis aan de zuidoostzijde en het bungalowpark aan de zuidzijde.

2.2 Ligging en begrenzing plangebied

 

Het plangebied ligt in de oksel van de Nelissenhofweg/Kazernelaan. De locatie betreft de percelen kadastraal bekend gemeente Weert sectie K nummers 4529, 4091, 4530 en 4114 tezamen groot 49.286 m². Het plangebied wordt niet gebruikt. Het is grotendeels groen. Asfaltverharding ter plaatse van voormalige parkeerterrein en buitenruimte is nog aanwezig. Het plangebied grenst aan de noordzijde aan de Kazernelaan en aan de westzijde aan de Nelissenhofweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0002.png"

figuur: ligging plangebied op kadastrale kaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0003.png"

foto: situatie plangebied op luchtfoto

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0004.png"

foto: vogelvlucht plangebied richting noorden

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0005.png"

foto: vogelvlucht plangebied richting zuiden

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0006.png"

foto: plangebied vanaf de hoek Kazernelaan - Nelissenhofweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0007.png"

foto: plangebied vanaf de Nelissenhofweg

Hoofdstuk 3 Het plan

Ter plaatse van het voormalige Bisschoppelijk College is de initiatiefnemer, familie Ehrens, voornemens een springstal te realiseren. Springstal Ehrens behelst een stoeterij met stalling en trainingsfaciliteiten voor topsport en breedtesport ten behoeve van de hippische sport en voor het praktijkonderwijs in de hippische sector. De plannen bestaan uit het realiseren van een rijhal, buitenpiste, stallen, stapmolen en paddocks in combinatie met een bedrijfs-woning in landgoedstijl. Aansluitend aan deze vaste voorzieningen zal een groot deel van de open ruimte ingericht worden als grasland voor de uitloop van paarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0008.jpg"

figuur: stedenbouwkundig plan Springstal Ehrens

De entree van de stoeterij is voorzien aan de oostzijde vanaf de Nelissenhofweg. Daarvoor wordt de huidige aansluiting gebruikt. De entree vertakt vervolgens in drie richtingen. In noordelijke richting leidt de entree naar de weilanden ten noorden van de stoeterij. Hier wordt een recreatieve wandelroute op aangetakt die wordt aangelegd tussen het agrarisch complex en de Nelissenhofweg en Kazernelaan. De tweede aftakking is een weg rechtdoor richting de feitelijke stoeterij. De zuidelijke aftakking is een doorgaande route tussen de stoeterij en boerderij De Helmonder. Deze route loopt door tot aan het parkeerterrein ten zuiden van de Boostenzalen. Vanaf deze route komt een tweede entree van de stoeterij aan de voorzijde van de stallen.

Vanaf de splitsing van de entree ontstaat in de toekomst een aantrekkelijk beeld rechtdoor over het terrein van de stoeterij. Rechtdoor kijkend blijven de Boostenzalen achter het terrein zichtbaar. De toekomstige stallen begeleiden het zicht richting de Boostenzalen. Ten noorden van de stallen ligt de buitenpiste. Aan weerszijde van de doorkijk richting de Boostenzalen liggen ook de bedrijfswoning aan de noordzijde en de stapmolen aan de zuidzijde. De bestaande bomenrij ten zuiden van de route richting boerderij De Helmonder bakent het terrein af aan de zuidzijde. Ook op het terrein van de stoeterij zelf blijven de bestaande bomen zoveel mogelijk behouden.

Het feitelijke stalgebouw bestaat uit een deel met de stallen en een deel met de rijhal. Inpandig zijn ook vier stageverblijven voorzien. Door een zorgvuldige architectonische uitwerking is voorkomen dat het een grootschalig complex wordt. Aan de noordzijde loopt de dakrand schuin naar boven weg. Daardoor is aan de voorkant een deel ontstaan met een prominent dakoverstek en aan de achterzijde steekt een deel uit het gebouw (het bruine deel op onderstaande impressie). Doordat voor de gevel en het uitstekende deel een ander materiaal is gekozen dan het dakvlak en de gevel aan de zuid- en westzijde is er een aantrekkelijk beeld ontstaan van in elkaar geschoven volumes. Doordat de dakrand in twee delen naar boven loopt is het onderscheid tussen het stal-gedeelte en de rijhal duidelijk zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0009.png"

figuur: impressie van het toekomstige gebouw met aan de linkerzijde de stallen en de rechterzijde de rijhal. Het bruine deel ligt aan de voorzijde naar achteren en steekt aan de voorzijde uit het gebouw.

Aan de zuidzijde loopt het dakvlak door in de gevel. Doordat het dakvlak aan de voorzijde een grote overstek heeft en deels doorloopt in een uitstekend geveldeel vormen de gevel en het dakvlak een soort van schil om het gebouw. De dieptewerking die hierdoor ontstaat verzacht het grootschalige beeld.

De langgerekte gevel krijgt aan de zuidzijde ter hoogte van de stallen gevelopeningen waardoor de paarden naar buiten kunnen kijken. Hierdoor wordt de functie van het gebouw voor passanten zichtbaar en is voorkomen dat een langgerekte en gesloten geven ontstaat. Om te voorkomen dat passanten de paarden kunnen voeren is aan de zuidzijde een hekwerk met haag benodigd. Ook aan deze zijde is het onderscheid tussen het deel met de rijhal en het deel met de stallen zichtbaar doordat de stallen lager zijn dan de rijhal. Ook deze ingreep heeft tot effect dat de massaliteit van het gebouw verzacht is.

Voor de bedrijfsbebouwing geldt een maximale hoogte van 10 meter. Hierdoor blijven de stal en rijhal onder de boomtoppen en is de landschappelijke inpassing optimaal. Ook de hoogte van de bedrijfswoning is beperkt op 8 meter om te voorkomen dat de woning te prominent aanwezig is in het landschap. Voor zowel de bedrijfsbebouwing als de bedrijfswoning is een minimale dakhelling voorgeschreven van 12 graden zodat er schuine kappen komen die passen bij een landelijke uitstraling. Ten behoeve van een maximale landelijke uitstraling zijn daarnaast beeldkwaliteitseisen opgesteld voor omheiningen. Uitgangspunt voor de omheiningen is het gebruik van natuurlijke materialen en kleuren.

Volwaardig bedrijf

Het bedrijf van initiatiefnemer is nu gehuisvest in een gehuurde locatie te Sevenum. De exploitant van deze locatie is de voormalige exploitant van Manege de Leistert te Roggel. Hij heeft een nieuw complex gebouwd met een honderdtal paardenboxen en een grote binnen- en buitenpiste. Ook zijn alle voorzieningen aanwezig voor een goede exploitatie van een stoeterij: stageverblijven, was- en poetsplaatsen, zadelkamers, voederkamers, hooi- en stro-opslag, stapmolens, longeerpistes, paddocks, enz.

Binnen deze locatie/dit bedrijf heeft de springstal van initiatiefnemer een 25-tal paardenboxen gehuurd met gebruikmaking van alle faciliteiten. Reeds een vijf-tal jaren functioneert dit bedrijf als volwaardig bedrijf waarbij de initiatiefnemer (vader en zoon) in principe voor een dubbele volwaardigheid zorgdragen.

In feite kan eenduidig geconcludeerd worden dat de springstal van initiatief-nemer al reeds vijf jaar een volwaardig bedrijf is en verplaatst gaat worden naar de locatie aan de Nelissenhofweg te Weert.

Stageverblijven

Binnen de bebouwing van de paardenhouderij zijn vier stageverblijven voorzien voor tijdelijk verblijf. Twee op de begane grond met een loft-indeling (studio).

Twee op de verdieping die een afzonderlijke directe toegang hebben vanaf de begane grond in de kopgevel (voorzijde) en een tweede vluchtweg via het stalcompartiment. Iedere verblijfsruimte is gelegen binnen de logiesfunctie in het gebouw en bestaat uit een afzonderlijk brandcompartiment. Noodzakelijk zijn drie stageverblijven, met elk twee personen, voor het intern functioneren van het bedrijf zonder de extra functie Talentontwikkeling. Voor de functie Talentontwikkeling zal een overblijflocatie noodzakelijk zijn voor twee personen. Instructie van talenten binnen de provincie en op landelijk niveau zal veelal op externe basis plaatsvinden; echter er zullen ook internationale talenten instructie/begeleiding ontvangen, waarvoor tijdelijke huisvesting voorzien dient te worden.


Hierdoor is het wenselijk te voorzien in vier tijdelijke stage-/overblijfruimten, voor in totaal maximaal acht personen. Deze vier ruimten zijn voorzien in een stramien met drie buitenwanden. De compartimenteringen worden gescheiden door betonwanden waarbij een minimale brandwerendheid van 60 minuten is gewaarborgd.


Landschappelijke inpassing

De opdracht/uitgangspunten

Het is een duidelijke wens van gemeente Weert, opdrachtgever R. Ehrens, en de tuin- en landschapontwerpers om het huidige karakter van de plek te behouden en te omschrijven als een open plek met groene (gras)velden in een glooiende, boomrijke omgeving. Ook de karakteristieke elementen zoals de natuurstenen muren dienen te worden gehandhaafd; ze vormen een rode draad in de omgeving.


De plek, de bebouwing en de activiteiten van te realiseren stoeterij mogen worden gezien en dat vraagt om transparantie van het groen. Anderzijds dient ten behoeve van de gebruikers en bezoekers beschutting en veiligheid te worden gerealiseerd, voornamelijk nabij de bedrijfsgebouwen de bedrijfswoning


Voor de opvang van regenwater wordt ondergrondse opvang gerealiseerd zodat het water kan worden gebruikt ten behoeve van beregening. De overloop dient te geschieden in een infiltratiefilter.


Vertaling: Engelse landschapsstijl

Op basis van genoemde uitgangspunten is een plan ontwikkeld dat zich het best laat omschrijven als een park in Engelse landschapsstijl. Op transparante glooiende groene velden zijn solitaire bomen, en bomen in groepsverband, beeldbepalend.

  • Bomen, bossages, hagen en gras

De waardevolle bomen worden gehandhaafd, de andere bomen worden zoveel mogelijk ontzien en nieuwe bomen worden aangeplant.

  • Bossages

De openheid wordt afgewisseld met de beschutting van bossages en hagen. Deze lagere struikbeplanting bevindt zich grotendeels in de tuin rondom de bedrijfswoning/het landhuis en heeft een natuurlijk uiterlijk waarbij gedacht moet worden aan bijvoorbeeld siergrassen en Rododendron. De (beuken) hagen bevinden zich rondom de buitenpiste als praktische, veilige omranding van deze piste. Het is verder een esthetische keuze: de paddocks zijn ook al omgeven door een houten omranding. Herhaling hiervan bij de piste geeft wellicht een wat druk beeld.

  • Gras

Het gras van de weilanden dringt verder overal door op de Stoeterij: rondom de stapmolen, longeerbak en het hoofdgebouw. Vanwege de beperkte ruimte aan de zuidzijde is ook daar een beukenhaag gesitueerd. Voor de veiligheid dient aan die zijde een hekwerk te worden geplaatst. Dat hekwerk wordt gecamoufleerd door een beukenhaag. De haag heeft een zeer natuurlijk uiterlijk, passend bij de plek (beuk) en zorgt er voor dat de ruimtelijkheid ook aan de zuidzijde van de stoeterij is gewaarborgd. In het huidige plan camoufleert deze haag de achterzijde van de Boosten zalen. Mocht het in een later stadium wenselijk zijn, dan is verlaging van de haag mogelijk om zicht vanuit de zalen op de stoeterij te realiseren.

  • Poel/Infiltratievijver

Centraal op het te realiseren landgoed ligt de infiltratievijver. Deze plek is ook nu al de laagste plek van het terrein waardoor dat een logische keuze lijkt. De natuurlijke vijver vormt samen met de op die plek aanwezige waardevolle boom een fraai natuurlijk geheel. Ook daar blijft de natuurstenen muur gehandhaafd: een mooie plek om vanaf een hardhouten bank onder de boom, tegen de beschutting van de muur naar vijver en stoeterij te kijken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0010.jpg"

figuur: inpassingsplan

Het inpassingsplan is aan de regels toegevoegd als bijlage. Aanleg en instandhouding zijn publiekrechtelijk geregeld via de regels.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Inleiding

Voor een beoordeling van het plan is het noodzakelijk in te gaan op de beleidskaders van de verschillende overheden. Hierbij wordt gedoeld op het Rijksbeleid, het provinciale beleid (Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014) en het gemeentelijk beleid met onder andere het geldende bestemmingsplan.

4.2 Rijksbeleid

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. De structuurvisie is vastgesteld op 13 maart 2012.

De ontwikkelingen en ambities tot 2040 hebben betrekking op concurrentie-kracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. Rijksdoelen en nationale belangen worden geformuleerd ten aanzien van:

  • 1. Versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
  • 2. Verbeteren van de bereikbaarheid door slim te investeren, te innoveren en in stand te houden.
  • 3. Waarborgen van de kwaliteit van de leefomgeving.

De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

Gebiedsgerichte nationale belangen en opgaven voor Brabant en Limburg zijn als volgt geformuleerd.

De MIRT-regio Brabant en Limburg omvat de provincies Noord-Brabant en Limburg met daarin de Brainport Zuidoost Nederland. Opgaven van nationaal belang in dit gebied zijn:

  • Het verbeteren van het vestigingsklimaat van de Brainport Zuidoost Nederland (waaronder Brainport Avenue) en Greenport Venlo door het optimaal benutten en waar nodig verbeteren van de (internationale) bereikbaarheid van deze gebieden via weg, water, spoor en lucht (onder andere verdere ontwikkeling Eindhoven Airport).
  • Het borgen van de waterveiligheid en -kwaliteit en zoetwatervoorziening voor de korte termijn (zoals Maaswerken en uitvoering hoogwater-beschermingsprogramma) en de lange termijn. Binnen het Delta-programma wordt deze opgave opgepakt.
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura2000 gebieden.
  • Het ruimtelijk mogelijk maken van het (internationaal) buisleiding-netwerk vanuit Rotterdam en Antwerpen naar Chemelot en het Roergebied.
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV) over de grens.
  • Het aanwijzen van voorkeursgebieden voor grootschalige windenergie in het westelijk deel van Noord Brabant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0011.png"

figuur: kaart Brabant en Limburg in Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog bijna 50.000 woningen worden bijgebouwd, en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen (ABF). Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieus, stedelijke voorzieningen en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor. In Parkstad Limburg is het aanpakken van de krimpopgave van belang.

Brainport Zuidoost Nederland is de belangrijkste toptechnologieregio van ons land met een sterke concentratie van de topsectoren hightech-systemen en materialen, life-sciences, energie, chemie, agrofood en tuinbouw met de daaraan gelieerde logistiek. Het centrum van de Brainport is gelegen in Eindhoven met een grote concentratie van hightech bedrijven en de High Tech Campus. Daarnaast zijn DSM in Sittard-Geleen als chemiecluster (o.a. Chemelot Campus), Maintenance Valley in West- en Midden Brabant, het medische cluster in Maastricht en Greenport Venlo als cluster van agrofood, tuinbouw en logistiek belangrijk voor de concurrentiekracht. De haven van Moerdijk raakt steeds verder geïntegreerd in Mainport Rotterdam, als overloophaven en belangrijk knooppunt in de corridor Rotterdam-Antwerpen. Opgave is hier om logistieke ontwikkelingen goed te koppelen aan deze corridorontwikkeling (conform de logistieke delta).

Onderhavig plan is dermate kleinschalig, dat het niet in conflict komt met de SVIR.

Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Sinds 1 oktober 2012 is het op grond van artikel 3.1.6 tweede lid Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verplicht om in de plantoelichting de zogenoemde Ladder voor Duurzame Verstedelijking op te nemen. De ladder bestaat uit drie treden. De eerste trede betreft het in beeld brengen van de regionale behoefte aan een gewenste ontwikkeling (bijvoorbeeld voor woningen, winkels, kantoren, etc.) Uitsluitend als die regionale behoefte is aangetoond, mag de tweede trede richting een ruimtelijk besluit worden genomen. Bij de tweede trede hoort de onderzoekverplichting of binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden, bijvoorbeeld door

herstructurering of transformatie. Uitsluitend nadat gebleken is dat dit niet mogelijk is, mag de derde trede genomen worden, voor mogelijk een locatie buiten bestaand stedelijk gebied, mits die passend ontsloten is.

Voor onderhavig plan is een concrete intiatiefnemer waarmee een overeenkomst is aangegaan. Daarmee is de behoefte aangetoond. De ontwikkeling vindt plaats binnen het stedelijk bebouwd gebied. Het gaat om transformatie. Hiermee komt de mogelijkheid voor maatschappelijke doeleinden met een totale oppervlakte van bijna 5 ha, met een bouwvlak van 2,8 ha, een bebouwingspercentage van 25% en een maximale goot- en bouwhoogte van 12 m te vervallen. Hiervoor in de plaats komen onbebouwde gronden voor groen, routes en weilanden alsmede een agrarisch bouwvlak met een oppervlakte van 1,5 ha. Daarmee wordt voldaan aan trede één en twee. Aan trede drie hoeft niet getoetst te worden, omdat die niet aan de orde is. Onderhavig plan is overigens dermate kleinschalig (een agrarisch bouwkavel met één bedrijfswoning), dat de ladder hier niet op van toepassing is.

4.3 Provinciaal beleid

Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 zijn door Provinciale Staten het POL2014, de

Omgevingsverordening Limburg 2014 en het Provinciaal Verkeers en-

Vervoersprogramma 2014 vastgesteld. Deze documenten zijn op 16 januari 2015 in werking getreden. In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeids-krachten, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.

Kwaliteit staat centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, het kwaliteitsbewustzijn en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.

Het plangebied is op de kaart Zonering Limburg aangewezen als Overig bebouwd gebied. De begrenzing is indicatief en de zonering is bestemd voor bedrijven, economie, infrastructuur, verstedelijking en wonen.

Het betreft gemengde woon/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter. Accenten zijn transformatie regionale woningvoorraad, bereikbaarheid, balans van voorzieningen en detailhandel, stedelijk groen en water, kwaliteit van de leefomgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0013.png"

figuur: uitsnede POL2014

Profiel Midden-Limburg in POL2014

Midden-Limburg is een compact, aantrekkelijk, veelzijdig leef, woon- en werkgebied. Het is een regio met een strategisch gunstige ligging tussen de Randstad, Antwerpen en het technologisch centrum Eindhoven enerzijds en het Europees achterland anderzijds. Het is bovendien centraal gelegen tussen Limburgse en (inter)nationale kennisagglomeraties. Binnen 50 km van Midden-Limburg zijn 5 universiteiten en campussen gevestigd.

De economische focus van Midden-Limburg ligt op een aantal sectoren waarin de regio traditioneel sterk is: de maakindustrie, logistiek en agribusiness. Daarnaast zijn Leisure & Retail en Zorg benoemd als economische speerpunten binnen Keyport 2020. Deze sectoren zijn belangrijk voor de werkgelegenheids-functie in (een deel van) de regio en bovendien belangrijk in termen van identiteit van (een deel van) de regio. De triple-helixorganisatie Keyport 2020 is één van de samenwerkingspartners binnen Brainport 2020 Zuidoost-Nederland en heeft als doel om de economische structuur van de regio duurzaam te versterken en het vestigingsklimaat te verbeteren.

De regio heeft een sterk midden- en kleinbedrijf en een aantal grote bedrijven die wereldspeler zijn binnen hun vakgebied. De regio kent een bovengemiddeld aandeel aan maakbedrijven die niet alleen de kurk van de regionale economie vormen, maar ook aanjager zijn voor ontwikkelingen en innovaties in de regio en daarbuiten. De agrarische sector neemt een belangrijke plaats in binnen de identiteit en de economie van Midden-Limburg. Het vormt zowel een ruimtelijke als economische drager van betekenis en vormt een belangrijk toeleverings-gebied voor Greenport Venlo. Aard en omvang zijn de laatste dertig jaar sterk veranderd. Enerzijds gaat het om intensivering en schaalvergroting en ander-zijds om extensivering en verbreding (grondgebonden landbouw). Bijna 20% van de omzet in de regio komt direct of indirect uit de agribusiness.

Toerisme en vrijetijdseconomie vormen een grote economische (ook grensoverschrijdend belangrijke) potentie voor de regio. Enerzijds is de regio een aantrekkelijke bestemming voor zowel binnen– als buitenlandse toeristen en anderzijds zijn de vrijetijdsmogelijkheden een belangrijke vestigingsfactor bij het aantrekken en behouden van (kennis)werkers.

De regio heeft een aantrekkelijk toeristisch profiel. Het onderscheidende toeristisch-recreatieve karakter van Midden-Limburg wordt met name bepaald door de variatie van toeristisch-recreatieve voorzieningen op relatief korte afstand van elkaar. Het bestaat uit een fraai mozaïek van cultuurhistorisch waardevolle kleinere en grotere kernen en steden, ingebed in een natuurlijke omgeving (vier regio-grensoverschrijdende natuurparken), een mooi landschap, kooptoerisme zoals het Designer Outlet Center en centraal gelegen het uitgestrekte gebied van de Maasplassen. Voor het nabij gelegen Duitse achterland, vormen de Maasplassen het grootste watersportrecreatiegebied.

Kleinschaligheid, gebiedseigen, bourgondisch, rust en toegankelijkheid/ laagdrempeligheid zijn belangrijke onderliggende waarden voor het toerisme in Midden-Limburg.

Ambitie Midden-Limburg in POL2014.

De centrale ambitie voor Midden-Limburg is het behouden en versterken van een voortreffelijk vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven en sluit aan bij die voor Limburg als geheel. Hierbij is gebruik gemaakt van de unieke grensligging tussen België en Duitsland en is slim ingespeeld op de demografische ontwikkeling. De centrale strategische ligging van Midden-Limburg in Brainport Zuidoost-Nederland, tussen Greenport Venlo en de campussen in Zuid-Limburg, in combinatie met de uitstekende bereikbaarheid, en het goede woon- en leefklimaat worden optimaal benut.

In het licht van deze ambities ligt de nadruk op een sterke economische structuur en de kwaliteit van leven. De regio heeft vanuit haar kracht in de maakindustrie, agribusiness, leisure & retail, logistiek en zorg de economische kansen benut. Crossovers tussen deze sectoren en met andere sectoren zijn optimaal benut. Biobased economy is verder op de kaart gezet en rendabel gebleken. De agrarische sector heeft zich verder ontwikkeld als innovatieve sector passend binnen het DNA van Midden-Limburg.

Midden-Limburg staat bekend als een samenhangend gebied waar een herkenbare variatie aan toeristisch-recreatieve mogelijkheden onder handbereik is: de aantrekkingskracht door variatie (grensoverschrijdend, water, natuur, cultuur en winkelen). De economische kracht is versterkt door het verbinden van deze mogelijkheden.

De Maasplassen zijn goed toegankelijk en befaamd als laagdrempelig waterrecreatiegebied (ook vanuit het nabijgelegen Duitse achterland), en het economisch potentieel van de plassen is optimaal en duurzaam benut.

Natuurliefhebbers kennen Midden-Limburg als het groene hart van Limburg, met de regio- en grensoverschrijdende natuurparken en men roemt Midden-Limburg om het aantrekkelijk landschap, rust, kooptoerisme, cultuurhistorie en de gastvrijheid.

Totale bestedingen, aantal overnachtingen en werkgelegenheid zijn enorm gegroeid. De regio zet in op een groei van ongeveer 33% in 2030 ten opzichte van de situatie in 2012.

Het gebied is uitermate geschikt om te 'zappen': iedere dag iets anders. De bezoeker die de ene dag wil wandelen in de prachtige natuur, de volgende ochtend wil watersporten om 's middags sfeervol te gaan shoppen, komt in Midden-Limburg aan zijn trekken.

Het woon- en leefklimaat in Midden-Limburg is van hoog niveau, mensen voelen zich er prettig. De woningmarkt biedt voldoende woningen, van de juiste kwaliteit op de juiste plek. De steden en dorpen hebben zich verder ontwikkeld tot vitale gemeenschappen met een sterke sociale structuur en voldoende beschikbare voorzieningen (sociaal, cultureel, onderwijs), waarbij stad en platteland hand in hand gaan.

Onderhavig initiatief betekent een enorme impuls voor Weert als paardenstad. Het is een versterking voor de paardenbranche en geeft een impuls voor de economie. De ontwikkeling betreft transformatie binnen bestaand stedelijk gebied.

Geconcludeerd wordt dat het plan beleidsmatig past binnen de kaders van het POL 2014.

4.4 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Woongebieden 2014.

Ter plaatse is van kracht het bestemmingsplan 'Woongebieden 2014'.

Het plangebied heeft de bestemming 'Maatschappelijk', de dubbelbestemmingen 'Waarde-Archeologie hoog' en 'Leiding – Brandstof' en de Gebiedsaanduiding 'veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen'. Tevens is een wijzigings-bevoegdheid opgenomen naar 'Maatschappelijk – Militair terrein'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0014.png"

figuur: uitsnede bestemmingsplan 'Woongebieden 2014'

Structuurvisie Weert 2025

De Structuurvisie Weert 2025 is vastgesteld op 11 december 2013.

Het plangebied maakt deel uit van het gebied Weert-West. Ontwikkeling als stedelijk recreatiegebied is voorzien, waarbij een recreatieve route is voorzien van het centrum van de stad naar Weert-West en Kempen~Broek – IJzeren Man alsmede een groene verbinding. De locatie is tevens geduid als te ontwikkelen groene parel.

De structuurvisie is opgebouwd vanuit vier thema's, te weten:

  • 1. Prettige woongemeente voor jong en oud
  • 2. Groenste stad met grote toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht
  • 3. Uitnodigen. Bruisend centrum
  • 4. Hoogwaardige bedrijvigheid, dienstverlening en innovatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0015.png"

figuur: uitsnede visiekaart Structuurvisie Weert 2025

Weert-West is geduid als stedelijk reconversie gebied met als leidend thema

vrije tijd. Aan de noordzijde van de binnenstad ontstaan kansen voor de uitbreiding van leisure-functies in de zone tussen kernwinkelgebied, Oelemarkt, Beekstraat en omgeving Bassin. Het stadshart staat in toeristisch recreatief opzicht niet op zichzelf. Het streven is een totaalaanbod en meerwaarde te creëren voor de diverse gebieden in Weert: Kempen~Broek – IJzeren Man, Weert-West en het centrum dienen zowel thematisch als fysiek via goede routes verbonden te worden.

Om te kunnen blijven bloeien in werkgelegenheid met respect voor mens, dier en aarde, is een aantal randvoorwaarden van belang, waaronder het versterken van de paardensportsector in Weert. In de structuurvisie is met name relevant een onderzoek naar de realisatie van een accommodatie voor (grote) wedstrijden en hippische evenementen, inclusief de benodigde parkeer-faciliteiten. Daarnaast is het wenselijk de relatie/potenties te onderzoeken tussen de paardensportsector met Weert-West (bijvoorbeeld een verblijfs-accommodatie).

Speerpunt in het beleid van Weert is het behoud en de verdere ontwikkeling van het landschapspark Kempen~Broek. Naar de toekomst toe ziet Weert dit gebied als hét grensoverschrijdende landschapspark met struinnatuur, routestructuren voor fietsers, mountainbikers, wandelaars, ruiters en menners. Het IJzeren Man- gebied vormt binnen Weert het concentratiegebied voor uiteenlopende toeristisch-recreatieve activiteiten, aangevuld met het gebied Weert-West (kerngebieden De Lichtenberg en KMS en aangrenzende gebieden zoals Kanaal-zone II ) voor uitbreiding van de meer intensieve toeristisch-recreatieve voorzieningen.

Het gebied Weert-West, met als kerngebied de Lichtenberg en de KMS, kan zich verder ontwikkelen als het stedelijk deel van Kempen~Broek - IJzeren Man met vrijetijdseconomie in een groene setting als leidend thema. Het centrum dient zich in recreatief opzicht sterker te profileren. Het kanaal kan zich veel meer ontwikkelen tot recreatieve as met mogelijkheden voor fietsen, wandelen en watergebonden recreatie. Via zowel het kanaal als een nog te ontwikkelen groene route kan een recreatieve verbinding gecreëerd worden tussen het centrum, Weert-West en Kempen~Broek – IJzeren Man. Het aantrekken van een of meerdere spelers in het aanbod van dagrecreatie is wenselijk.

Structuurvisie Weert 2025: Paardensportsector in Weert versterken.

Weert heeft de ambitie zich te profileren als centrum van een paardenregio. Daarvoor is het noodzakelijk dat de paardensportsector in Weert versterkt wordt en steviger op de kaart wordt gezet. Er zijn gemeenschappelijke ambities en vijf thema's benoemd:

1. Behoud hippische accommodatie

2. Businessplan samenwerking paardensportsector Weert

3. Sterke paardensportverenigingen

4. Sportstimulering

5. Weerter Paardenmarkt als podium

Naar aanleiding hiervan wordt door provincie, gemeente Weert, verenigingen, bedrijven en stichtingen verder gewerkt aan een gedragen visiedocument (businessplan) ten aanzien van de hierboven beschreven thema's.

Een onderzoek naar de realisatie van een accommodatie voor (grote) wedstrijden en hippische evenementen, inclusief de benodigde parkeer-faciliteiten, staat opgenomen als onderzoek in de structuurvisie.

Daarnaast is het wenselijk de relatie/potenties te onderzoeken tussen de paardensportsector met Weert-West (bijvoorbeeld een verblijfsaccommodatie). De hippische accommodatie De IJzeren Man, die grenst aan Weert-West, wordt in deze studie meegenomen. Ook wordt de koppeling gelegd met de aanwezige voorzieningen en activiteiten op andere plekken in Weert en de regio.

Structuurvisie Weert 2025: Weert-West als stedelijk reconversiegebied met als leidend thema vrije tijd met Lichtenberg en KMS als kerngebied

Er is een toenemende vraag vanuit de markt naar ruimte voor grootschalige toeristische-recreatieve voorzieningen. Daarbij gaat het om voorzieningen als hotels, restaurants en wellnescentra, maar ook om grotere ontwikkelingen als overdekte skibanen, (deels) overdekte pretparken, overdekte speeltuinen, kartbanen en grootschalige leisureontwikkelingen. Voor deze functies die niet gebonden zijn aan het buitengebied geldt dat deze in eerste instantie gekoppeld dienen te worden aan Weert-West. Weert-West wordt in de structuurvisie neergezet als het stedelijke reconversiegebied met als leidend thema vrije tijd dat samen met Kempen~Broek – IJzeren Man een totaal aanbod kan bieden aan ruimte voor intensieve en extensieve toeristisch-recreatieve voorzieningen.

De Lichtenberg en de KMS vormen het kerngebied van Weert-West, mogelijk aangevuld met Kanaalzone II, de haven en de omgeving van de Hoolstraat.

De Lichtenberg is formeel ook opgenomen in de Gebiedsvisie Kempen~Broek – IJzeren Man en vormt de overgang naar het stedelijke vrijetijdsgebied.

De Lichtenberg is een prominent rijksmonumentaal complex. Mogelijke functies naar de toekomst zijn een openluchttheater met een horecavoorziening, tennis, bedrijven/creatieve industrie, kunstencentrum en een evenemententerrein.

Ook de ruitersport kan Weert bij een specifieke doelgroep op de kaart zetten.

Met het concrete initiatief voor een paardenhouderij in Weert-West wordt invulling gegeven aan de ambitie zoals opgenomen in de Structuurvisie Weert 2025.

Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg.

De Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg is vastgesteld op 26 november 2014. In beide structuurvisies is strikt beleid opgenomen ten aanzien van de planvoorraad voor woningen. Deze dient namelijk afgestemd te worden op de behoefte. Dit houdt in dat de planvoorraad verminderd dient te worden.

In dit bestemmingsplan is ook de bouw van een nieuwe bedrijfswoning opgenomen. Dit betekent dat er een woning wordt toegevoegd. Ter compensatie van deze woning wordt de woning aan de Geurtsvenweg 6 gesloopt en weg- bestemd. Hierdoor neemt de planvoorraad woningen niet toe en wordt aan de Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving voldaan.

Weert-West

Doelstelling van de gemeente Weert is om van dit gebied een landschappelijk vormgegeven (activiteiten)park te maken voor Weert en omstreken met als overkoepelend thema vrije tijd. Bedoeld voor inwoners, toeristen en bedrijven uit Weert en wijde omstreken. Ruimtelijk gezien dient Weert-West verbonden te worden en integraal onderdeel uit te gaan maken van het Grenspark Kempen~Broek en het natuur- en recreatiegebied Kempen~Broek - IJzeren Man. Anderzijds is de doelstelling om de verbinding te leggen naar het stedelijk gebied. Dit biedt mogelijkheden om diverse routestructuren en landschappelijke structuren door te zetten en het gebied maximaal te verknopen met haar omgeving. Het gebied kan een bovenregionale en wellicht (inter)nationale relevantie krijgen voor de hippische sector, zowel voor de breedte- en topsport, voor het onderwijs in relatie tot topsportontwikkeling, cultuur, zorg en leisure.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0016.png"

figuur: Weert-West als verbindende schakel tussen Grenspark Kempen~Broek en de binnenstad met een veelheid aan functies.

Naast dit initiatief speelt momenteel een aantal andere concrete ontwikkelingen in Weert-West:

  • 5. Van Horne kazerne, nu Horne Quartier: Een deel van het terrein wordt gebruikt als AZC (1.000 asielzoekers tot 2020). Daarnaast zijn er plannen om hier instellingen en bedrijven te vestigen in aanvulling op het AZC. Insteek is verder dat het gebied opengesteld wordt en dat de parkeervoorzieningen en sportvoorzieningen ook voor andere gebruikers in Weert-West open staan.
  • 6. De Lichtenberg: Op dit moment verkeren diverse gebouwen in slechte staat. Ook het groen is verwilderd. Om onherstelbare schade te voorkomen, is het de bedoeling dat het gebied weer een passend en structureel gebruik krijgt (onder andere weer ingebruikname openlucht- theater). Insteek is om het parkeerterrein op het KMS-terrein ook te gebruiken voor evenementen op De Lichtenberg.
  • 7. Evenemententerrein: dit zijn de voormalige sportvelden die hoorden bij het Bisschoppelijk College. Het terrein is thans in gebruik als evenemententerrein voor de paardensport.
  • 8. Boostenzalen: de Boostenzalen behoorden voorheen bij het Bisschoppelijk College. Kunstenaars gebruiken tijdelijk het gebouw. Insteek is om de Boostenzalen te ontwikkelen als centraal middelpunt van de hippische campus met onder andere praktijkgericht onderwijs in relatie tot de paardensport en hippisch center of excellence.
  • 9. Villa Kempen~Broek: hoogwaardig verblijf voor twaalf personen met paardenboxen.

De ambitie ligt er om een landschappelijk vormgegeven park te realiseren waar de hiervoor genoemde ontwikkelingen optimaal zijn ingepast en ontsloten.

Het bestaande groen vormt de basis voor verdere versterking en ontwikkeling. Nieuwe langzaam verkeersroutes moeten zorgen voor een goede verbinding tussen het stedelijk gebied en het buitengebied. Zowel qua groenstructuren, ontsluiting als qua routestructuren moet Weert-West in de toekomst aansluiten op de grotere omgeving van het stedelijk gebied tot het natuur- en recreatiegebied De IJzeren Man. De opgave voor het gebied van de Lichtenberg is, gebruikmakend van de bijzondere landschappelijke context, te zoeken naar een passende herbestemming voor de diverse terreinonderdelen en het ontwikkelen van een interessant recreatief routenetwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0017.png"

figuur: groenstructuren en routes verbinden de verschillende functies binnen Weert-West en met de omgeving.

Geldende en nieuwe bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0018.png"

figuur: Projectie geldende en nieuwe bestemmingsplan

In bovenstaande figuur is het bouwvlak van het geldende bestemmingsplan geprojecteerd (zwarte stippellijn) in het nieuwe bouwvlak (blauwe stippellijn). Duidelijk is dat een groot deel van het bouwvlak aan de noordelijke zijde van het plangebied komt te vervallen. Dit is de zijde waar de woningen gesitueerd zijn aan de overzijde van de Kazernelaan die op het plangebied georiënteerd zijn.

De maximale bouw- en goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak dat vervalt is 12,0 m. De maximale bouw- en goothoogte van bedrijfsgebouwen binnen het nieuwe bouwvlak van het agrarisch bedrijf (in blauw aangegeven) is respectievelijk 10,0 m en 5,5 m.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

Voor het bepalen van de effecten van het plan is het van belang om na te gaan of het plan zal leiden tot een aantasting van de ruimtelijke structuur en van de aanwezige functies ter plaatse nu en in de toekomst. De ruimtelijke gevolgen in de directe omgeving van het project staan centraal met een toets van mogelijke belemmeringen.

Voor de bestaande en toekomstige situatie zal achtereenvolgens ingegaan worden op de volgende aspecten:

  • 10. verkeer en parkeren
  • 11. milieuwetgeving (bodem, geluid, overige zonering en luchtkwaliteit);
  • 12. leidingen, infrastructuur en externe veiligheid;
  • 13. waterhuishouding en watertoets;
  • 14. archeologie en cultuurhistorie;
  • 15. natuur en landschap met flora en faunatoets;
  • 16. economische uitvoerbaarheid.

5.2 Verkeer en parkeren

Op eigen terrein dient in voldoende in parkeercapaciteit te worden voldaan. Hierbij zijn de normen zoals opgenomen in de CROW uitgangspunt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0019.jpg"

figuur: situatie parkeren

Het parkeren van personenauto's en vrachtwagens wordt op eigen terrein geregeld. Initiatiefnemer zal in de toekomst twee vrachtwagen hebben voor het vervoer van paarden. Dit is nodig om naar verschillende concoursen te kunnen gaan die plaatsvinden.

Naast de twee eigen vrachtwagens wordt voor derden een vrachtwagen-parkeerplaats gereserveerd, en worden ook een (of twee) personenauto parkeerplaatsen gereserveerd om trailers te kunnen parkeren (langere parkeerplaatsen).

Voor eigen gebruik worden nabij het woonhuis drie parkeerplaatsen aangelegd voor personenauto's; twee voor eigen gebruik en één voor bezoek.

Ook is het noodzakelijk dat ten behoeve van de stagiaires in het eigen bedrijf en de externe talenten een zevental parkeerplaatsen aangelegd worden.

Zoals op de situatietekening is te zien, zijn voldoende beweeg-draai-vooruit- en achteruitrijmogelijkheden aanwezig. Ook is een optie om een linksom-draaiende vooruit rijdende beweging te maken. Hierdoor kan men via de inrit vanaf de Nelissenhofweg steeds vooruitrijdend in- en uit rijden.

5.3 Milieuwetgeving

5.3.1 Bodem

Binnen het plangebied zijn de volgende bodemonderzoeken uitgevoerd.:

  • 1. verkennend bodemonderzoek gebied Lichtenberg, d.d. 22-07-2005 rapportnr. 191WRT/05?R1,
  • 2. verkennend bodemonderzoek gebied Lichtenberg, d.d. 23-11-2009 rapportnr. 431WRT/09/R1,
  • 3. verhardingsonderzoek sloop Bisschoppelijk college d.d. 06-04-2012 rapportnr. 20111101_a1RAP.doc
  • 4. enkele bodemonderzoeken nabij voormalige ondergrondse olietanks.

Uit de onderzoeken blijkt dat de concentratie van de geanalyseerde stoffen lager zijn dan de tussenwaarde.

Voor een ontwikkeling van het gebied naar een agrarische bestemming vormt de bodemkwaliteit geen beperking.

Indien er een bouwvergunning wordt aangevraagd is voor het terreindeel waarop gebouwd gaat worden is mogelijk een nieuw verkennend bodemonderzoek nodig, zulks ter beoordeling aan de afdeling vergunningverlening. Dit omdat het bodemonderzoek dat op dit deel van het terrein is uitgevoerd dateert van 2005.

5.3.2 Geluid

Bij het opstellen of herzien van een bestemmingsplan worden de regels van de Wet geluidhinder (Wgh) toegepast. Dit houdt in dat bij het oprichten of bestemmen van nieuwe woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen nagegaan dient te worden of deze bestemming gelegen is binnen een geluidzone van een weg, een spoorweg, van een industrieterrein of van een luchthaven. Indien het bestemmingsplan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een bestaande geluidszone, of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt, dient volgens de Wgh een akoestisch onderzoek plaats te vinden bij het voorbereiden van de vaststelling van het bestemmingsplan.

Wegverkeer

Diverse wegen om en in het plangebied zijn zone-plichtig in het kader van de Wet geluidhinder. In voorliggend bestemmingsplan wordt een bedrijfswoning rechtstreeks toegelaten. Op grond van de Wet geluidhinder dient daarom een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai te worden verricht.

Ten behoeve van de toenmalige uitbreidingsplannen van de KMS in 2011 is er een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Oranjewoud, projectnummer 203885, d.d. 14 februari 2011). De gehanteerde verkeersgegevens voor de Kazernelaan, Uilenweg, Nelissenhofweg, IJzerenmanweg en de Parklaan zijn nog representatief (zelfs aan de hoge kant). Op basis van dit uitgevoerde onderzoek waar geluidscontouren zijn berekend voor alle wegen blijkt dat de nieuwe bedrijfswoning is gelegen in het gebied waar de geluidbelasting voor alle wegen veel lager is dan 48 dB.

Spoorweglawaai en Industrielawaai

De bedrijfswoning is niet gelegen binnen de zone van spoorweg- en industrielawaai.

Conclusie

Vanuit akoestisch oogpunt bestaan er geen belemmeringen tegen dit initiatief.

5.3.3 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven enerzijds een goede woon- en leefomgeving gegarandeerd kan worden en anderzijds rekening gehouden wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven. Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen te maken wordt aangesloten bij de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). De zonering vindt plaats door het toepassen van richtafstanden tussen bedrijven en woningen, afhankelijk van de milieucategorie van de bedrijfsactiviteiten. Ten opzichte van een rustige woonwijk gelden de volgende richtafstanden (in meters):

milieucategorie   1   2   3.1   3.2   4.1   4.2   5.1   5.2   5.3   6  
richtafstand   10   30   50   100   200   300   500   700   1000   1500  

De aan te houden richtafstand tussen een paardenhouderij en gevoelige bestemmingen bedraagt 50 meter in een rustige woonwijk. Binnen 50 meter van het plangebied zijn geen woningen gelegen. Zie voor een verdere onderbouwing op ander gevoelige objecten paragraaf 5.3.6 Geur.

Andersom dient ook de nieuwe bedrijfswoning op voldoende afstand van milieubelastende activiteiten te worden gesitueerd. Binnen 100 meter is de voormalige KMS gelegen. Deze is echter volledig buiten gebruik sinds 2015. Er zijn verder geen milieubelastende activiteiten in de omgeving.

Gelet op vorenstaande vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.

5.3.4 Wet luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de

Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Artikel 5.16 lid 1 Wm geeft weer, onder welke voorwaarden bestuurs-organen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • b. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

De NIBM-grens voor woningbouwlocaties is als volgt bepaald: 3 % criterium = 1500 woningen (netto) bij minimaal één ontsluitingsweg en = 3000 woningen bij minimaal twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Dit houdt in dat een ontwikkeling op basis van de Wet luchtkwaliteit niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Voorliggend plan voorziet in de oprichting van een paardenhouderij. Gelet op de beperkte verkeersproductie die deze functie tot gevolg zal hebben (zie ook paragraaf 5.2) blijft het plan ruim onder de 3% grens van 1.500 woningen, zoals deze is opgenomen in het Besluit NIBM. Derhalve kan gesteld worden dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van de in de Wet milieubeheer benoemde stoffen. Geconcludeerd mag worden dat aan de hand van het 3 % criterium het planvoornemen niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is geen nader onderzoek inzake de luchtkwaliteit noodzakelijk.

5.3.5 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen.

De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze risico's worden beoordeeld op 2 soorten risico, te weten het groepsrisico en het plaatsgebonden risico.

In onderhavig geval is sprake van het herbestemmen van een bestaande woning, die kan worden aangemerkt als een kwetsbaar object. Het beleid is daarom bekeken en er is een afweging gemaakt of de herbestemming van de woning ertoe leidt dat er een onaanvaardbaar risico ontstaat in het kader van de externe veiligheid.

De risico's worden beoordeeld op 2 soorten risico, te weten het groepsrisico en het plaatsgebonden risico.

- Groepsrisico

Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen tegelijkertijd komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek. Voor elke verandering van het groepsrisico, dit kan een af- of toename zijn, in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd. Deze verantwoording ziet toe op de wijze waarop de toelaatbaarheid van de verandering van het groepsrisico in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico, worden ook andere aspecten meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Hieronder vallen onder meer de zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid van een calamiteit.

- Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans dat een onbeschermd individu in een jaar komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron. Voorbeelden van risicobronnen zijn bedrijven, wegen, spoorlijnen en transport via buisleidingen. De 10-6-contour is de maatgevende grenswaarde. Dit houdt in dat er een kans van 1 op 1 miljoen is op overlijden.

Risicovolle activiteiten.

In de omgeving van het plan komen volgens de risicokaart geen risicovolle

inrichtingen voor. Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting waarop het Bevi van toepassing is.

De verantwoordingsplicht groepsrisico en hulpverlening zijn niet van toepassing op deze risicobron.

Transport buisleidingen

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0020.png"

figuur: uitsnede risicokaart

Voor buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de

Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing. Hierin zijn regels opgenomen waarmee het toezicht op, de registratie van en de afweging van veiligheidsrisico's nabij buisleidingen moet verbeteren.

De PRB-leiding (naftaleiding) die door het plangebied loopt is een 8 inch leiding

met een ontwerpdruk van 85 bar voor het transport van vloeibare koolwaterstoffen (K1 vloeistof) welke in eigendom en beheer is van Petrochemical Pipeline Services (PPS). De volgende veiligheidsafstanden, gebaseerd op de kwantitatieve risocoberekening van 6 september 2014, worden gehanteerd.

  • belemmeringenstrook: 2 x 5 m.
  • plaatsgebonden risicocontour 10-6: 2 x 7 m.
  • invloedsgebied groepsrisico (1% letaliteit): 2 x 29 m.

De belemmeringenstrook en de plaatsgebonden risicocontour zijn in de regels van het bestemmingsplan vastgelegd. Omdat er geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied kunnen worden gerealiseerd is het invloedsgebied niet vastgelegd op de verbeelding.

De paardenhouderij is niet gelegen binnen het invloedsgebied van de buisleiding.

Transport spoor

Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van het spoor.

Transport Wegverkeer

De ontwikkeling vindt niet plaats binnen het invloedsgebied van belangrijke doorgaande routes voor gevaarlijke stoffen.

Transport Water

Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van de Zuid Willemsvaart. Deze binnenvaartweg maakt trouwens ook geen deel uit van het Basisnet water.

Er kan geconcludeerd worden dat vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen bestaan voor de realisatie van onderhavig initiatief.

5.3.6 Geur

Op grond van de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Weert 2007 bedraagt de minimale afstand voor de geurbelasting van een veehouderij met paarden tot een geurgevoelig object 50 m. Deze afstand is van toepassing binnen de hele gemeente. In de omgeving van het bestemmingsplan zijn geurgevoelige objecten aanwezig (Boostenzalen, atelier kunstenaars). Deze zijn gelegen op een kleinere afstand dan 50m tot aan de paardenhouderij. Om te borgen dat voldoende afstand in acht genomen wordt is op de verbeelding een zone van 50 m vanaf de geurgevoelige objecten aangeduid waarbinnen dierenverblijven zijn uitgesloten. Dit is eveneens vastgelegd in de regels. Zo wordt aan de verordening gedaan.

Via een melding activiteitenbesluit wordt voldaan aan de vereisten ten aanzien van de milieu.

5.3.7 Natuurbeschermingswet 1998/Regeling Programmatische aanpak stikstof (PAS)

Door initiatiefnemer is op 15 maart 2016 een melding op grond van artikel 8 van de Regeling Programmatische aanpak stikstof ingediend. De benodigde depositieruimte is hierdoor geregistreerd.

De ingediende melding bevat de resultaten van een stikstofberekening met de AERIUS-calculator en geeft de stikstofeffecten van het initiatief weer op de voor stikstof gevoelige habitats binnen de PAS-gebieden. De berekening op basis van stikstofemissies gaat uit van de componenten ammoniak (NH3) en/of stikstofdepositie (NOx).

Uit de melding blijkt dat er weliswaar sprake is van een overschrijding van de Kritische Depositie Waarde (KDW) maar dat er depositieruimte beschikbaar is.

5.4 Leidingen

In het projectgebied zijn geen leidingen aanwezig die het project raken of beïnvloeden. Wel dient bij de werkzaamheden rekening gehouden te worden met overige leidingen zoals nutsleidingen.

5.5 Waterhuishouding en watertoets

Het gemeentelijke beleid, afgeleid van landelijk en provinciaal beleid, en

verwoord in het huidige Gemeentelijk Rioleringsplan en Waterplan Weert dat

in 2012 is vastgesteld, is uitgangspunt bij de waterparagraaf. Vertaald naar

normen betekent dit dat in principe 0% van het “schoon” afvoerend oppervlak

bij nieuwe plannen op het gemeentelijke rioolstelsel zal worden aangesloten.

Voor 100% van het overtollige hemelwater is het principe van “vasthouden,

bergen en afvoeren” van toepassing.

Voor dit plan betekent de vertaling van het aangescherpte landelijk beleid op

hoofdlijnen dat in het te ontwikkelen gebied “slimmer en creatiever” met schoon

hemelwater moet worden omgegaan waarbij in de juiste volgorde het principe

van “vasthouden, bergen en afvoeren” van hemelwater gehanteerd moet

worden. Vanuit waterkwaliteit gezien zal met de trits “voorkomen, scheiden,

zuiveren” rekening worden gehouden. Dit betekent dat bij afkoppelen van

schoon hemelwater de voorkeursvolgorde hergebruik van water, infiltratie, lozen

op het oppervlaktewater en als laatste lozen op de riolering zal worden

toegepast.

In het plan dient te worden uitgegaan van een gescheiden rioleringssysteem,

waarbij hemelwater ter plaatse zal moeten infiltreren en het afvalwater op het

bestaande rioleringsstelsel afgevoerd wordt. In het plan dient hiermeerekening te worden gehouden. Het hemelwater mag niet via de riolering worden afgevoerd, maar moet binnen het plangebied worden geïnfiltreerd of hergebruikt. Ten behoeve van de afkoppeling zal een opvang- en infiltratie-voorziening van voldoende capaciteit gerealiseerd moeten worden. Deze toetsing vindt plaats bij de aanvraag omgevingsvergunning.

De invloed op het grondwater wordt niet nadelig beïnvloed door de afvoer van

hemelwater van de daken, omdat deze uitgevoerd worden met gebruikmaking van niet-uitlogende materialen, met directe infiltratie van het hemelwater in de bodem. Op deze manier wordt het watersysteem ter plaatse behouden.

Het plan valt verder onder de zogenaamde ondergrens voor een directe water-toets bij het watertoetsloket van het Waterschap Peel en Maasvallei, omdat het bebouwd en/of verhard oppervlak per saldo afneemt.

Het aanwezige verhard en bebouwd oppervlakte was ruim 17.300 m² (school, gymzalen, parkeerplaatsen, fietsenstallingen, buitenterrein Bisschoppelijk College). In de nieuwe situatie zal het verhard en bebouwd oppervlak naar schatting ongeveer 5.000 m² bedragen. Rekening houdend met een bui van 50 liter per m² dient een bergingsvoorziening van 250 m³ te worden aangelegd. Deze bergingsvoorziening wordt op in het agrarisch gebied aangelegd.

Er zijn geen negatieve gevolgen te voorzien ten aanzien van het aspect water-huishouding.

Binnen het plangebied dient rekening gehouden te worden met de volgende bronmaatregelen:

  • om hemelwater afkomstig van daken ook daadwerkelijk schoon te houden, wordt rekening gehouden met het gebruik van niet-uitloogbare materialen, zoals aangegeven in DuBo;
  • voor gladheidbestrijding ter plaatse van de wegen wordt vrijwel geen strooizout gebruikt;
  • ter plaatse van erfverhardingen moet zo beperkt mogelijk gebruik worden gemaakt van bestrijdingsmiddelen voor onkruidbestrijding. Indien hiervan gebruik wordt gemaakt, wordt geadviseerd niet-chemische onkruid-bestrijdingsmiddelen te gebruiken. Verder dient er rekening mee te worden gehouden dat het wassen van auto's op straat wordt voorkomen;
  • ter voorkoming van het dichtslibben van het hemelwatersysteem wordt vuilverwijdering toegepast in de vorm van blad- en zandvangers en het, indien van toepassing, gebruik van kolken waarin zand en overig vuil wordt opgevangen.

Voor het beheer en onderhoud dient, afhankelijk van de toe te passen voorziening, rekening te worden gehouden met de onderstaande aspecten:

  • algemeen geldt dat het wenselijk is verstopping van de voorzieningen te voorkomen, ter plaatse van de regenpijpen bladvangers te plaatsen en op een centraal punt een zandvanger te plaatsen. Dit voorkomt onnodige vervuiling van de voorzieningen door bladeren en zand;
  • ter plaatse van een ondergrondse voorziening kan een inspectieopening worden aangebracht, afgewerkt met een straatpot. Door deze opening kan visuele inspectie van de infiltratievoorziening plaatsvinden. Reinigen van het infiltratie-riool is mogelijk met behulp van een hogedrukspuit en een vacuümwagen die de verontreinigingen opzuigt;
  • binnen het plangebied dienen grof vuil en slib- en zandafzettingen regelmatig te worden verwijderd.

De conclusie is dat in het plan wordt uitgegaan van een gescheiden rioleringssysteem, waarbij het hemelwater door een opvang- en bergings-voorziening op eigen perceel zal infiltreren en het afvalwater op het bestaande rioleringsstelsel afgevoerd zal worden.

De invloed op het grondwater wordt niet nadelig beïnvloed door de afvoer van hemelwater van de daken, omdat deze uitgevoerd worden met gebruikmaking van niet-uitlogende materialen, met directe infiltratie van het hemelwater in de bodem. Op deze manier wordt het watersysteem ter plaatse behouden.

Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning dient de bergingscapaciteit van het hemelwater technisch inzichtelijk gemaakt te worden alsmede de wijze waarop deze wordt vormgegeven.

De conclusie is dat er geen negatieve gevolgen te voorzien zijn ten aanzien van het aspect waterhuishouding en dat wordt voldaan aan het beleid.

5.6 Archeologie

Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van kracht. In deze herziening van de Monumentenwet van 1988 zijn de uitgangspunten van het Europese Verdrag van Malta (1992) voor Nederland nader uitgewerkt. De belangrijkste veranderingen betreffen:

  • het streven naar behoud en bescherming van archeologische waarden in de bodem;
  • de kosten van archeologische werkzaamheden komen in principe voor rekening van de initiatiefnemer van bodemverstorende activiteiten (veroorzakerprincipe);
  • de archeologische monumentenzorg wordt een geïntegreerd onderdeel van het ruimtelijke ordeningsproces.

In het nieuwe bestel wordt een grotere verantwoordelijkheid en een sturende rol neergelegd bij de gemeentelijke overheid, niet in de laatste plaats omdat ook de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 van kracht is geworden. Met de beleidsuitvoering is een aantal nieuwe taken op de gemeenten afgekomen. In de eerste plaats dienen de archeologische en cultuurhistorische waarden op verantwoorde wijze te worden geïntegreerd in het ruimtelijk beleid.

Centraal instrument hierbij is het bestemmingsplan. Ook bij het verlenen van bouw-, sloop- en aanlegvergunningen komt archeologie aan de orde.

Voorts dient in het kader van de wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen onroerende zaken (Wkpb) archeologische informatie ontsloten te zijn voor zowel burgers als overheid.

Het vele archeologische onderzoek op het dekzandeiland Weert-Nederweert heeft tot op heden belangrijke wetenschappelijke kennis opgeleverd en heeft bovendien een indrukwekkend inzicht gegeven in de bewoningsgeschiedenis van een dekzandlandschap gedurende vele duizenden jaren. Het door onderzoek verkregen beeld is zelfs van grote modelmatige waarde waar het gaat om de bewoningsdynamiek op de Zuid-Nederlandse zandgronden. Duidelijk is dat er enige differentiatie in “archeologische rijkdom” is aan te brengen op grond van de landschappelijke karakteristieken binnen de gemeentegrenzen en de plaatsen waar in het verleden al verstorende ingrepen (soms op grote schaal) hebben plaatsgevonden. Vooral de nog aanwezige hoger gelegen oude bouwlanden met een dik plaggendek, waaruit een groot deel van het dekzandeiland bestaat, blijken een buitengewoon goed geconserveerd bodemarchief te herbergen met vaak een bewoningsgeschiedenis van duizenden jaren. Maar ook andere landschappelijke eenheden, zoals de nattere beekdalen en de flanken daarvan, geven blijk van een vaak ongekend waardevol archeologisch gegevensbestand te herbergen (denk bijvoorbeeld aan de aangetroffen Romeinse brug in de Tungelroyse beek). Daarnaast kennen de gemeenten Weert en Nederweert een aantal (verdwenen) hoeven, kasteeltjes, schansen, (water)molens en dergelijke die (qua locatie) zowel archeologisch en cultuurlandschappelijk van hoge waarde zijn. Een bijzondere betekenis heeft de historische kern van Weert, die als stad al in de loop van de late Middeleeuwen een belangrijke regionale, economische en bestuurlijke rol vervulde. Essentieel voor een goede beleidsuitvoering is een gedegen en actueel inzicht in de archeologische waarden op het gemeentelijke grondgebied. In 2009 is door de gemeenten Weert en Nederweert opdracht gegeven aan archeologisch onderzoeksbureau RAAP om een archeologische waardenkaart op te stellen. (M. Verhoeven / G.R. Ellenkamp / M. Janssen, 2009: Een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeenten Weert en Nederweert, RAAP-rapport 1877). Bij de kaartenset behoort een toelichting die naast een landschappelijk, archeologisch en historisch overzicht, een onderbouwing bevat van de keuzes en indeling op de uiteindelijke beleidskaart. Beleidskaart en beleidsnota vormen samen de noodzakelijke basis voor het archeologiebeleid van de gemeenten. De archeologische beleidskaart is als losse kaartbijlage aan het document toegevoegd.

In Nederland worden de meeste beslissingen over de ruimtelijke inrichting genomen op gemeentelijk niveau. Begrijpelijk is dan ook dat in het nieuwe bestel de meeste taken en bevoegdheden zijn verschoven naar dat gemeentelijke niveau. Nieuw is dat gemeenten op grond van de Wamz en de Wro de rol krijgen van bevoegd gezag. De zorg voor het bodemarchief is hiermee niet meer vrijblijvend, maar een (verplichte) verantwoordelijkheid.

De gemeenten zullen dus bij ruimtelijke plannen ervoor moeten zorgen dat de archeologische belangen bekend zijn en dat deze zorgvuldig worden betrokken in een afwegingsproces met andere (maatschappelijke, sociale, economische, ecologische) belangen.

In hoofdlijnen betekent dit het volgende voor de gemeente:

  • 5. de omgang met de archeologie binnen de gemeentegrenzen wordt primair een verantwoordelijkheid van de gemeente;
  • 6. de gemeente dient gebieden met (te verwachten) archeologische waarden op te nemen in bestemmingsplannen;
  • 7. de gemeente stelt zelf voorwaarden of verleent ontheffingen bij vergunningverleningen (bouw-, sloop- of aanlegvergunningen);
  • 8. de gemeente is verantwoordelijk voor (en aanspreekbaar op) haar beslissingen aangaande haar omgang met archeologische waarden.

De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart zijn door de gemeenten Weert en Nederweert vastgesteld. Het beleid is vastgelegd in de beleidskaart en beleidsnota. De kaart omvat de locaties en gebieden die in aanmerking komen voor planologische maatregelen gericht op behoud, inpassing en eventueel toekomstig onderzoek in het kader van verdere planontwikkeling. Daarbij zijn tevens aangemerkt de (potentieel) waardevolle locaties, waarvoor in de bestemmingsplannen en eventueel ook op grond van de Erfgoedverordening (Monumentenverordening en/of Archeologieverordening) nadere voorwaarden gelden. De beleidskaart vraagt om een directe vertaling naar de bestemmings-plankaarten. In de verbeelding van het plan wordt de dubbelbestemming archeologie aangegeven als Waarde Archeologie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0021.png"

figuur: uitsnede archeologische beleidsadvieskaart gemeente Weert

Conform de indeling op de archeologische beleidskaart worden voor de categorieën hoog en middelhoog waarden in bestemmingsplannen opgenomen. Aan de verschillende categorieën worden regels verbonden.

Met het indelen van archeologische waarden in bestemmingsplancategorieën, het (gemotiveerd) stellen van ondergrenzen ten aanzien van onderzoeksplicht voor de diverse categorieën en het opnemen van bestemmingsplanregels, is getracht een verantwoorde balans te vinden tussen enerzijds wetenschappelijke en cultuurhistorische belangen en anderzijds de maatschappelijke en praktische

uitvoerbaarheid.

Het plangebied is vrijgesteld van archeologische waarden. Dit is gebeurd naar aanleiding van een onderzoek naar de archeologische waarden als voorbereiding op de wijziging naar de bestemming 'Maatschappelijk – Militair terrein'.

Het selectiebesluit is als bijlage bij de toelichting gevoegd.

5.7 Cultuurhistorie

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0022.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPNelissenhofweg-VA01_0023.png"

figuur: uitsnede cultuurhistorische waardenkaart

Op de cultuurhistorische waardenkaart is duidelijk te zien dat de locatie ligt in een cultuurland. De Nelissenhofweg en Parklaan/Diesterbaan zijn wegen ouder dan 1890.

5.8 Natuur en landschap met flora- en faunatoets

De bestemmingsplanlocatie ligt buiten de Natura 2000 en EHS. Het voorgestane bestemmingsplan geeft geen veranderingen welke van invloed kunnen zijn op deze gebieden. De Natuurbeschermingswet is niet van toepassing.

De bestemmingsplanlocatie maakt onderdeel uit van bestaand bebouwd gebied en sluit aan op de aanwezige of als zodanig aanwezige woon-, maatschappelijke en agrarische bestemmingen, agrarische bouwkavels en bijbehorende wegen.

De ligging, het gebruik en het doel van dit bestemmingsplan veranderen, in het kader van de flora- en faunawetgeving, niets aan de gegeven situatie.

5.9 Economische uitvoerbaarheid

Met de transactie met het Rijksvastgoedbedrijf en de verkoop van het KMS-complex is de gemeente eigenaar geworden van het plangebied. Er is een overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer voor het agrarisch bouwblok en een erfpachtovereenkomst voor het agrarisch gebied. Hiermee komt de realisatie van het plan geheel voor rekening en risico van initiatiefnemer.

5.10 Kostenverhaal

Kostenverhaal is verzekerd via gronduitgifte. Hiermee is er geen noodzaak voor het vaststellen van een exploitatieplan.

Hoofdstuk 6 Motivatie en afweging van belangen

6.1 Inleiding

In het voorliggende bestemmingsplan zijn de specifieke omstandigheden beschreven en de mogelijke belemmeringen onderzocht van de gevolgen van de ontwikkeling.

In dit hoofdstuk worden de effecten van het project beschreven; hierbij komen aan de orde:

  • ruimtelijke gevolgen en afwegingen.
  • conclusie.

6.2 Ruimtelijke gevolgen en afweging

Beleidsmatig past het bestemmingsplan binnen de kaders, zoals die beschreven zijn vanuit het provinciale en gemeentelijke beleid.

Ook de maatschappelijke gevolgen van het project voor de directe omgeving zijn aanvaardbaar. De gemeente Weert heeft het plan in principe positief beoordeeld.

6.3 Conclusie

De conclusie op grond van de bovenstaande overwegingen is dat aan het initiatief medewerking kan worden verleend, omdat de opzet planologisch, maatschappelijk en stedenbouwkundig verantwoord is.

Hoofdstuk 7 Juridische opzet

7.1 Inleiding

Het bestemmingsplan is vervat in een verbeelding, planregels en toelichting

De volgende randvoorwaarden bepalen de opzet en inrichting van het bestemmingsplan:

  • de digitale raadpleegbaarheid;
  • de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012);
  • de standaard voorschriften van de gemeente Weert, welke omgezet zijn naar de eisen/verplichtingen van de SVBP 2012;
  • de Woningwet van 1 januari 2003.

De structuur van het plan is zodanig dat de verbeelding ervan de primaire informatie geeft over waar gebouwd mag worden (bouwvlak voor bouwen tot een bepaalde goothoogte en bouwhoogte). Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden.

Vervolgens kan men in de regels teruglezen welk gebruik is toegestaan en welke bouwmogelijkheden er zijn. De ordening van regels is daartoe zodanig opgezet dat bij iedere bestemming een nagenoeg compleet beeld van de regels voor die bestemming is gegeven. Desondanks blijven aanvullend inleidende bepalingen en algemene bepalingen nodig.

Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de SVBP 2008 alsmede de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In verband hiermee wordt niet meer gesproken over planvoorschriften en vrijstellingen maar over respectievelijk regels en ontheffingen.

7.2 Verbeelding

Op de verbeelding zijn aangegeven:

  • de grens van het plangebied;
  • de bestemming van de in het plangebied gelegen gronden;
  • dubbelbestemmingen;
  • bouwvlakken en bouwaanduiding 'bijgebouwen';
  • overige aanduidingen waarnaar in de regels wordt verwezen.

De gronden gelegen binnen de grens van het plangebied zijn geregeld binnen dit bestemmingsplan. Een bepaalde kleur geeft aan welke bestemming het betreft.

Logisch dus dat de kleur meteen duidelijk maakt welk artikel uit de regels geraadpleegd moet worden. Dubbelbestemmingen betreffen met name een beheersregeling, dan wel aanvullend beleid op de onderliggende bestemming.

In de regel gaat het hier om van toepassing zijnde zoneringen of sectoraal beleid. Het bouwvlak geeft de begrenzing aan waarbinnen gebouwen opgericht mogen worden. In het bouwvlak moet het hoofdgebouw gesitueerd worden.

De overige aanduidingen geven een specifieke situatie weer, waarvoor in de regels een aparte regeling is opgenomen.

7.3 De planregels

7.3.1 Algemeen

De regels zijn als volgt opgebouwd:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

Allereerst zijn de inleidende regels opgenomen: de begripsbepalingen en de regels omtrent de wijze van meten. Vervolgens zijn artikelen van de afzonderlijke bestemmingen opgenomen. Deze bevatten de specifieke regels voor de desbetreffende bestemming. Daarna volgen de algemene regels.

Dit is een aantal planregels van een algemeen en administratief karakter, dat onontbeerlijk is voor een bestemmingsplan. Het betreft hier de anti-dubbeltel-regel, algemene regels met betrekking tot bouwen, gebruik, ontheffing, wijziging, procedure en overige regels. Tot slot zijn de regels met betrekking tot overgangsrecht en de titel opgenomen.

7.3.2 Opbouw bestemmingsregels

Bij de aanwijzing van de afzonderlijke bestemmingen is steeds dezelfde structuur gekozen, en wel de volgende:

  • bestemmingsomschrijving, om het toegelaten gebruik te verduidelijken;
  • regels voor het bouwen, onderscheiden naar bouwvlak, bouwaanduiding 'bijgebouwen' en overige zaken;
  • nadere eisen, de mogelijkheid tot het stellen van nadere eisen ten behoeve van het algemene belang;
  • afwijken van de bouwregels, de mogelijkheid om af te wijken van regels voor bebouwing in het bestemmingsplan;
  • specifieke gebruiksregels, onderscheiden naar gebruik van de grond en gebruik van de opstallen;
  • afwijken van de gebruiksregels, de mogelijkheid om af te wijken van bepalingen in het bestemmingsplan;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheden, de mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan, qua gebruik of bouwmogelijkheden.

7.4 De bestemmingen

Hierna zijn de binnen het plangebied gelegen bestemmingen afzonderlijk opgenomen. Daarbij wordt ingegaan op het van toepassing zijnde beleid en de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen de desbetreffende bestemming.

Het beleid dient ertoe om de toegankelijkheid en de begrijpbaarheid van de regels te vergroten. Op basis hiervan is het mogelijk om te bepalen of een bouwplan of ontwikkeling in de geest van het bestemmingsplan past.

Het vastgestelde beleid vormt in geval van een gevraagde afwijking de basis voor een gemotiveerde weigeringsgrond.

7.4.1 Bestemming Agrarisch

Het beleid

Binnen de bestemming zijn gronden gelegen die gebruikt mogen worden voor het reguliere agrarisch bedrijfsmatige gebruik. Het beleid voor dit gebied is primaire gericht op:

  • 1. Het behoud van cultuurgronden als basis voor de agrarische bedrijfsvoering.
  • 2. Met het oog op het eventuele extensief recreatief medegebruik mogen, rekening houdend met de hiervoor genoemde agrarische doeleinden, kleinschalige voorzieningen worden gebouwd.
  • 3. Binnen de bestemming mag niet worden gebouwd, met uitzondering van omheiningen van hout (niet dicht), draad of gaas.
  • 4. Hobbymatig agrarisch gebruik is eveneens toegestaan.
  • 5. Voor het uitvoeren van bepaalde werken is een omgevingsvergunning nodig. Dit is afhankelijk van de gebiedskwaliteiten en aanduidingen.

7.4.2 Bestemming Agrarisch – Agrarisch bedrijf

Het beleid

De gemeente richt haar beleid op duurzame ontwikkeling van agrarische bedrijven en bedrijfsvoering, waarbij geldt:

  • 1. Dat het beleid primair is gericht op het voeren van een volwaardig agrarisch bedrijf met een geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Intensieve veehouderijen, intensieve kwekerijen en glastuinbouw zijn in het plangebied van dit bestemmingsplan niet toegestaan.
  • 2. Bij het bedrijf is maximaal één bedrijfswoning toegestaan.
  • 3. Paardenhouderijen, productiegebonden of gebruiksgericht, zijn binnen de bestemming rechtstreeks toegestaan. In dit bestemmingsplan is aangetoond dat er geen sectorale beperkingen zijn waarbij onder andere een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd is.
  • 4. Er zijn maximaal vier stageverblijven met een oppervlakte van maximaal 55 m² per stuk met elk een capaciteit van maximaal twee personen toegestaan.
  • 5. De inhoud van de bedrijfswoning is maximaal 1.000 m³.
  • 6. Met afwijking is een hogere bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, is recreatief medegebruik, zijn aan huis gebonden beroepen en zijn nevenactiviteiten mogelijk.
  • 7. Voor het uitvoeren van bepaalde werken is een omgevingsvergunning nodig. Dit is afhankelijk van de aanduidingen.

Het bouwvlak

Binnen de bestemming is een bouwvlak opgenomen. Hierbinnen mogen bedrijfs-gebouwen, een bedrijfswoning, een stapmolen en mestopslagplaatsen worden opgericht.

De afstand van het bouwvlak tot de bestemmingsgrens is 5 meter. Het bouwvlak is daarbij op maat afgestemd op het bouwperceel en mag in zijn geheel met bedrijfsgebouwen worden bebouwd. Binnen de strook van 5 meter tussen het bestemmingsvlak en het bouwvlak dient de landschappelijke inpassing plaats te vinden.

7.4.3 Bestemmingen Verkeer

Sommige zaken spreken qua beleid voor zich. Het zijn functionele onderdelen van het plangebied, zoals openbare verkeers- en verblijfsruimten en water:

  • 1. Het openbare karakter staat voorop. Gewijzigde inzichten, die leiden tot herinrichting, zijn binnen de begrenzing van de bestemming, zonder meer mogelijk.
  • 2. Nutsvoorzieningen maken integraal onderdeel uit van de bestemming Verkeer..

7.5 De dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen zijn veelal een toevoeging op de onderliggende bestemming. Een dubbelbestemming is primair. Dit houdt in dat indien het bepaalde in de dubbelbestemming op gespannen voet staat met de regels van de onderliggende bestemming, het bepaalde in de dubbelbestemming voor gaat.

7.5.1 Dubbelbestemming Leiding - Brandstof

De PRB-leiding en de belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding heeft de dubbelbestemming 'Leiding- Brandstof'. De gronden met deze bestemming zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het onderhoud en instandhouding van een ondergrondse leiding voor transport van vloeibare koolwaterstoffen (nafta). Binnen de bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht.

Ter bescherming van de leiding geldt voor bepaalde ingrepen een

omgevingsvergunningplicht.

7.6 De aanduidingen

7.6.1 Waardevolle bomen

Karakteristieke en beeldbepalende bomen worden aangeduid als 'waardevolle boom'. Gestreefd wordt naar behoud van deze bomen. Bij eventuele werken of werkzaamheden aan deze bomen dient vooraf, door deskundig advies, aangetoond te worden dat geen onevenredige aantasting van de vitaliteit plaatsvindt. Kap van deze bomen is in principe alleen mogelijk als de levens-vatbaarheid van de boom niet langer gewaarborgd is of bij een calamiteit.

7.6.2 Landschapswaarden

Landschapselementen met ecologische en/of landschappelijke betekenis worden aangeduid als 'landschapswaarden'. Het verwijderen hiervan is niet zonder vergunning mogelijk. Er kunnen compenserende maatregelen worden vereist. Het beleid is gericht op behoud en versterking van het waardevolle karakter van het landschap waarvan de landschapselementen deel uitmaken. De vegetatie mag niet worden aangetast door werkzaamheden in de directe omgeving van de landschapswaarde.

7.6.3 Groen

Ter plaatse van de aanduiding 'groen' is het beleid gericht op de instandhouding van groen. Ter plaatse mag geen verharding aangelegd worden.

7.6.4 Bedrijfswoning

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan.

7.6.5 Specifieke vorm van agrarisch – dierenverblijf uitgesloten

In verband met de aanwezigheid van geurgevoelige objecten in de omgeving (zoals atelier en educatie) is op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – dierenverblijf uitgesloten' opgenomen, Ter plaatse van deze aanduiding zijn geen dierenverblijven zoals stallen toegestaan. Een rijhal, een stapmolen en een paardenbak zijn wel toegestaan binnen deze aanduiding.

7.7 Algemene regels

7.7.1 Anti-dubbeltelregel

In overeenstemming met het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltel-regel opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

7.7.2 Algemene bouwregels

Voor het hele plangebied, en dus voor alle bestemmingen, geldt een aantal algemene bouw- en gebruiksregels, conform het Besluit ruimtelijke ordening.

In de bouwregels is enkel een regeling opgenomen over ondergronds bouwen.

7.7.3 Algemene gebruiksregels

Via de algemene gebruiksregels worden seksinrichtingen, coffeeshops, straatprostitutie en dergelijke alsmede kampeermiddelen uitgesloten.

7.7.4 Algemene aanduidingsregels

De gebiedsaanduidingen worden in deze bepaling geregeld. Deze kunnen ook bij iedere afzonderlijke bestemming worden geregeld, maar omdat een gebieds-aanduiding veelal binnen meerdere bestemmingen ligt, hoeft de aanduiding in een algemeen artikel slechts eenmalig te worden opgenomen.

  • 1. veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden opgericht.

7.7.5 Algemene afwijkingsregels

In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen het bevoegd gezag gerechtigd is om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om, tenzij anders vermeld, afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

7.7.6 Algemene wijzigingsregels

In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen het bevoegd gezag gerechtigd is het bestemmingsplan te wijzigen. De voorwaarden, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

7.7.7 Overige regels

Onder de overige regels is bepaald dat indien in de regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen, het de regelingen betreft zoals die gelden op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Daarnaast zijn voorrangsregels opgenomen. Indien een strijdigheid tussen een bestemming en dubbelbestemming aan de orde is, dan gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

7.8 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen.

Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.

7.9 Nadere eisen ter verbetering

Waar en hoe gebouwd moet worden volgt uit de basiseisen van de bestemmingsplanvoorschriften. De keuze voor een gedetailleerde planopzet (bouwmogelijkheid op maat afgestemd op het bouwperceel) pretendeert zorgvuldigheid van de zijde van de gemeentelijke overheid. Dit betekent echter geen vrijwaring van onvolkomenheden of niet beoogde bouwmogelijkheden.

De situering van bebouwing die nadelig werkt op algemene veiligheid of anderszins gevaar inhoudt, moet kunnen worden voorkomen. Het schuiven met de situering binnen een afwijkingspercentage van 10 % moet van de zijde van de gemeente geëist kunnen worden vanuit een oogpunt van algemeen belang. Die mogelijkheid is verwoord in de nadere eisen in dit bestemmingsplan.

7.10 Bijlage bij de regels

Het landschappelijk inpassingsplan is opgenomen als bijlage 1 bij de regels.

Het Beeldkwaliteitsplan omheiningen is opgenomen als bijlage 2 bij de regels.

Hoofdstuk 8 Handhaving

8.1 Inleiding

De handhavingsnota 'Handhaven in Weert' van 14 juli 2010 bevat het beleids-matig kader voor de handhaving van regels met betrekking tot gedrag van mensen in relatie tot fysieke objecten en de fysieke omgeving. Het vormt dus ook het beleid met betrekking tot toezicht en handhaving van bestemmings-plannen en bouwvoorschriften. De nota biedt een eenduidig kader voor de sturing van de uitvoering. Voor burgers en bedrijven is duidelijk hoe de gemeente haar handhavingstaak invult.

Ter uitwerking van het beleid in deze handhavingsnota wordt jaarlijks een handhavingsuitvoeringsprogramma opgesteld. In dit programma wordt aangegeven welke handhavingsdoelen worden nagestreefd, welke aanpak wordt gekozen om die doelen te realiseren en welke menskracht en middelen daarvoor nodig zijn. Zo ook met betrekking tot toezicht en handhaving van bestemmings-plannen. Uitgangspunt is immers dat binnen de beschikbare formatie en middelen keuzes worden gemaakt. Het is echter niet mogelijk dat de gemeente continue en overal op de naleving van alle regels toeziet. Het zwaartepunt van de inzet ligt bij toezicht en handhaving van de prioritaire onderwerpen die uit de risicoanalyse naar voren komen. Daarnaast wordt capaciteit gereserveerd om adequaat te kunnen reageren op klachten, meldingen en incidenten.

Weert zet vooral in op het verbeteren van het naleefgedrag en heeft een sterke voorkeur voor preventief optreden boven repressief optreden. De gemeente benadrukt dat burgers en bedrijven ook een eigen verantwoordelijkheid dragen. De reactie van de gemeente zal stringenter zijn wanneer een overtreder weinig of geen eigen verantwoordelijkheid neemt. De basis voor het gemeentelijk optreden is echter beschreven in het gestandaardiseerd handhavingsprotocol.

Om toezicht en handhaving van bestemmingplannen tot een succes te maken zijn de volgende voorwaarden van belang:

  • 2. een duidelijk geformuleerd handhavingsbeleid als toetsingskader en
  • 3. voldoende middelen (menskracht) om het beleid uit te voeren;
  • 4. een duidelijke handhavingsparagraaf in het bestemmingsplan;
  • 5. het vastleggen van de legale bestaande situatie in het bestemmingsplan;
  • 6. duidelijke overgangsbepalingen met betrekking tot het bouwen en het

gebruik van gronden en bouwwerken.

8.2 Uitvoering handhavingstoezicht

Het toezicht op en de handhaving van bestemmingsplannen wordt uitgevoerd door medewerkers van de gemeente Weert. Om de samenwerking op de verschillende beleidsterreinen te bevorderen en meer toe te werken naar een integraal handavingsbeleid zijn per 1 januari 2012 de toezichts- en handhavingstaken met betrekking tot ruimtelijke ordening, bouwen, milieu, APV en bijzondere wetten ondergebracht in één afdeling, namelijk de afdeling Vergunningen, Toezicht & Handhaving (VTH). Daarnaast vindt er ook nog samenwerking plaats met niet-gemeentelijke instanties, zoals onder andere de politie, brandweer, Provincie Limburg, AID en Waterschappen.

Deze samenwerking komt tot uiting in het 'veld', in het periodieke teamoverleg Toezicht & Handhaving en in het periodiek aansturingsoverleg van de politie.

Voor de uitvoering van toezicht en handhaving van bestemmingplannen is binnen de afdeling VTH capaciteit beschikbaar. Jaarlijks zal in het hand-havingsuitvoeringsprogramma aangegeven worden hoeveel beschikbare formatie en middelen specifiek ingezet zullen worden voor de uitvoering van toezichts- en handhavingtaken met betrekking tot bestemmingsplannen.

Het toezicht op en de handhaving van het plangebied bestaan uit periodieke, specifieke en/of gemeentebreed opgezette controles. Periodiek worden bebouwing, gebruik van de bouwwerken en gronden en aanlegvergunnings-plichtige werkzaamheden systematisch gecontroleerd. Wanneer specifieke controles plaatsvinden wordt gecontroleerd aan de hand van een thema.

Hierbij kan gedacht worden aan detailhandel in bedrijfspanden, het wonen in bedrijfspanden, beroeps- en bedrijfsuitoefening in de woning en het bouwen zonder vergunning. Van gemeentebrede controles is sprake als er controles worden gehouden in samenwerking met andere ambtelijke diensten. In het handhavingstoezicht wordt gestreefd naar een zo een integraal mogelijke benadering, hierbij kan gedacht worden aan het gelijktijdig uitvoeren van controles ten aanzien van diverse wetten of het vervullen van de oog- en oorfunctie.

8.3 Overgangsrecht

Voor het overgangsrecht is op grond van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening voor zowel het bouwrecht als het gebruiksrecht bepalend het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Ten aanzien van het bouwen geldt het overgangsrecht niet voor bouwwerken die gebouwd zijn zonder vergunning en/of in strijd met het voorheen geldende plan. In de overgangsbepalingen is verder vastgelegd dat het verboden is het met het bestemmingsplan strijdige gebruik dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Verder is bepaald dat indien het strijdige gebruik voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken het verboden is dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan.

8.4 Voorlichting

Het doel van het geven van voorlichting is het informeren van de bewoners en gebruikers in het plangebied. Verder worden de bewoners en gebruikers in de omgeving van het plangebied de gelegenheid gegeven te reageren op het ontwerpplan.

8.5 Sanctionering

Wanneer strijdigheden met het bestemmingsplan worden geconstateerd wordt overeenkomstig het vastgestelde handhavingbeleid handhavend opgetreden, conform het gestandaardiseerde handhavingsprotocol zoals omschreven in de nota 'Handhaven in Weert'.

Hoofdstuk 9 Procedure

9.1 De te volgen procedure

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) is in werking getreden op 1 juli 2008.

De wettelijke procedure start met het moment van ter visie legging van het ontwerp bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan valt onder het nieuwe regime. In de Wro wordt de bestemmingsplanprocedure sterk verkort. Gedachte hierachter is dat gemeenten beter kunnen inspelen op nieuwe initiatieven.

De procedure ziet er als volgt uit:

  • Algemene kennisgeving voorbereiding ruimtelijke procedure.
  • Vooroverleg.
  • Openbare kennisgeving (ook electronisch) van het ontwerp bestemmingsplan.
  • Terinzagelegging van het ontwerp en bijbehorende stukken gedurende zes weken en toezending aan de betrokken diensten van het Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten, tevens elektronisch beschikbaar stellen.
  • Gedurende de termijn van terinzagelegging kunnen door eenieder schriftelijk of mondeling zienswijzen worden ingebracht.
  • Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad binnen 12 weken.
  • Algemene bekendmaking (ook elektronisch) van het bestemmingsplan door terinzagelegging met voorafgaande kennisgeving en toezending aan de betrokken diensten van het Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten: binnen twee weken dan wel, indien gedeputeerde staten of de inspecteur zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, binnen zes weken na vaststelling.
  • Mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voor belanghebbenden gedurende zes weken.
  • Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn tenzij binnen deze termijn een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

9.2 Kennisgeving voorbereiding

Overeenkomstig artikel 1.3.1. Besluit ruimtelijke ordening is op 23 maart 2016 in het huis-aan-huisblad 1Weert en in het digitale Gemeenteblad kennisgegeven van het voornemen tot het voorbereiden van het bestemmingsplan 'Nelissenhofweg'.

9.3 Vooroverleg

Er is geen sprake van een rijks- of provinciaal belang dan wel een belang van het Watertoetsloket. Daarom is ervoor gekozen geen vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening te voeren.