Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van het plan voor:
- het afwijken van de
voorgeschreven maten ten aanzien van dakhellingen, inhoudsbepalingen,
goothoogten, bebouwingshoogten, bouwperceels-grensafstanden,bebouwde
oppervlakten en hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met ten
hoogste 10%;
- het in geringe mate,
doch niet meer dan 1,00 m, afwijken (ten behoeve van het bouwen,
gebruik of omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen
bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) van een bestemmingsgrens, alsmede
van de vorm van bouwvlakken, dan wel de ligging van rooilijnen voor
zover dit noodzakelijk is om het plan (en de daaraan ten grondslag
liggende intenties) in te passen in de bij uitmeting blijkende
werkelijke toestand van het terrein;
- voor het oprichten van
niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken van openbaar
nut en van geringe afmetingen, mits de gebouwen geen grotere
oppervlakte dan 25 m² en geen grotere goothoogte dan 3 meter
hebben en mits de andere bouwwerken geen grotere bebouwingshoogte
hebben dan 5 meter, met uitzondering van antennes, lichtmasten,
ontluchtingspijpen en gasdrukregel- en meetstations;
- voor het oprichten van
antennes ten behoeve van het ontvangen en zenden van radio- en
televisiesignalen voor privé-gebruik, mits deze antennes niet
hoger zijn dan 15 m;
-
voor het oprichten van vrijstaande antenne-opstelpunten, mits:
- deze masten niet hoger zijn dan 40 m;
- sitesharing (gemeenschappelijk gebruik van antennes) niet mogelijk is;
- geen gebouw of
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aanwezig of beschikbaar is om een
niet vrijstaande antenne-opstelpunt te kunnen bouwen;
- bij de locatiekeuze
en uitvoering op evenredige wijze rekening is gehouden met de aanwezige
stedenbouwkundige, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de
woonfunctie niet onevenredig wordt geschaad;
- zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de aanwezige hoge elementen;
- op de desbetreffende percelen geen woonfunctie rust;
- aanvrager door
middel van een onafhankelijk rapport heeft aangetoond dat een
antenne-opstelpunt onmisbaar is voor de realisering van een adequaat,
dekkend netwerk.
De in het vorige lid genoemde
omgevingsvergunningen mogen slechts worden verleend indien hierdoor
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van
de aangrenzende gronden en bouwwerken.