direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: Woning Ittervoorterweg 104 Swartbroek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0988.BPIttervoorterw104-VA01

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen met de daarbij behorende tuinen en erven;
  • b. de instandhouding en/of herstel van het op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezige gemeentelijk monument mede gelet op de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarde, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • c. landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijke inrichtingsplan 'Woning Ittervoorterweg 104, Swartbroek' van Tonnaer d.d. 14 januari 2013, zoals vastgesteld door de raad op 22 mei 2013 en toegevoegd als bijlage 1 bij de regels;

met daar aan ondergeschikt:

    • 1. kleinschalige agrarische activiteiten;
    • 2. aan huis gebonden beroepen en bedrijven;
    • 3. parkeervoorzieningen;
    • 4. groenvoorzieningen;
    • 5. verkeersvoorzieningen, waaronder perceelsontsluitingswegen;
    • 6. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
    • 7. waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemming en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met in achtneming van de voorrangsregels in artikel 11.5

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen passende binnen deze bestemming;
  • b. de daarbij bijbehorende bijgebouwen;
  • c. bouwwerken geen gebouwen zijnde welke qua aard en afmetingen passen binnen deze bestemming, waaronder ook privé-zwembaden, tennisbanen of terrassen;
  • d. landschappelijke inpassing, welke gerealiseerd en in stand dien te worden gehouden overeenkomstig het landschappelijke inrichtingsplan 'Woning Ittervoorterweg 104, Swartbroek' van Tonnaer d.d. 14 januari 2013, zoals vastgesteld door de raad op 22 mei 2013 en toegevoegd als bijlage 1 bij de regels
3.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'gelden de volgende regels:

  • a. het hoofdgebouw moet en bijgebouwen mogen in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. op het bouwperceel is maximaal één woning toestaan, zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. Het bouwvlak mag in zijn geheel worden bebouwd, met in achtneming van 3.2.2 , sub f;
  • d. de voorgevel dient uitsluitend in dan wel evenwijdig, tot maximaal 3,00 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens, te worden opgericht. Ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers en balkons met een oppervlakte van elk maximaal 5 m² mogen de naar de weg gekeerde bouwgrens overschrijden met niet meer dan 1,20 m, mits daarmee de bestemmingsgrens of de perceelsgrens die het dichtst aan de zijde van de weg gelegen is, niet wordt overschreden;
  • e. Ten aanzien van de maatvoering van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte van hoofdgebouwen mag maximaal 5,50 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag maximaal 8,00 m bedragen;
  • f. de inhoud van het hoofdgebouw maximaal 750 m3 bedragen. Voor inpandige uitbreiding van de woning binnen de bestaande bouwmassa, zoals bij een woon-stal boerderij, is geen maximum volume van toepassing.
3.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen worden gebouwd ten dienste van de bestemming, zoals bergingen, garages, dierenverblijven, woon-, werk-, en hobbyruimten, hobbykassen en serres;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bij woningen mag maximaal 150 m² per woning bedragen, mits ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ het vlak per bouwperceel door dat bouwen voor niet meer dan 50% wordt bebouwd, waarbij bijgebouwen en overkappingen, gelegen binnen het bouwvlak, niet meegerekend worden bij de maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij woningen;
  • d. ten aanzien van de maatvoering van bijgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3,20 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 6,00 m bedragen;
  • e. bijgebouwen in de vorm van een overkapping met minimaal 2 en maximaal 3 wanden mogen tot maximaal 1,50 m vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens worden geplaatst, mits het gedeelte van de overkapping voor de naar de weg gekeerde bouwgrens aan alle kanten open is en mits op zijerven die grenzen aan de weg of het openbaar groen of openbaar water ook de wand(en) die gelegen is/zijn achter het verlengde van de naar de weg gekeerde bouwgrens open blijft/blijven voor zover dat voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichthoek van 45° ten opzichte van de naar de weg gekeerde bouwgrens nodig is. Overkappingen geplaatst op minder dan 0,5 m van een wand van een hoofd- of bijgebouw worden geacht te zijn omsloten door de desbetreffende wand van het hoofd- of bijgebouw;
3.2.4 Overige regels
  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen qua aard en afmetingen bij de bestemming te passen.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 4,00 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2,00 m mag bedragen.
  • c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder tevens begrepen erfafscheidingen, buiten het bouwvlak en niet ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag maximaal 1,00 meter bedragen, uitgezonderd sierhekwerken waarvan de hoogte maximaal 2,00 m mag bedragen en waarbij geen beperkingen ten aanzien van de situering gelden.
  • d. Overkappingen zonder wanden of met maximaal 1 dichte wand mogen niet hoger zijn dan 3,00 m gemeten vanaf het aansluitend terrein en mogen uitsluitend worden geplaatst op maximaal één zijerf en tot maximaal 1,50 m vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens met dien verstande dat het gedeelte vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens volledig open dient te zijn. Overkappingen geplaatst op minder dan 0,5 m van een wand van een hoofd- of bijgebouw worden geacht te zijn omsloten door de desbetreffende wand van het hoofd- of bijgebouw.
  • e. op zijerven die grenzen aan de weg of het openbaar groen of openbaar water mogen draadafscheidingen tot een maximale bouwhoogte van 2,00 m op de perceelsgrens worden gebouwd mits de voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichthoek van 45o ten opzichte van de voorgevelvan het hoofdgebouw gewaarborgd blijft.
  • f. Op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde hoger dan 15 m mogen antenne-opstelpunten worden opgericht, mits deze antennemasten niet hoger zijn dan 5 m vanaf bovenkant gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Onderwerpen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de aard, hoogte en situering van bouwwerken indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing, ter voorkoming van onevenredige aantasting en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
  • b. (ver)nieuwbouwplannen in de directe omgeving van bouwwerken, die aangeduid als karakteristiek met dien verstande, dat kan worden geëist, dat hoogtemaat, dieptemaat, breedtemaat, gevelindeling en kapvorm van de (ver)nieuwbouwplannen afgestemd zijn op het historische karakter van deze monumentale bebouwing.
3.3.2 Toepassingscriteria

De onder 3.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van omliggende waarden;
  • g. de bescherming van het cultuurhistorische karakter van de bestaande bebouwing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van woningen met een grotere inhoud

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 ten behoeve van het uitbreiden van het bouwvlak en daarmee toestaan van de inhoud van het hoofdgebouw van meer dan 750 m³ doch niet meer dan 1.000 m3, met dien verstande dat:

  • a. bestaande bebouwing op het perceel of elders wordt gesloopt, waarbij maximaal 25% van de inhoud van de te slopen bebouwing mag worden teruggebouwd met een maximum van 250 m³;
  • b. inzicht wordt geboden in de wijze waarop een afdoende kwaliteitsbijdrage wordt geleverd.
3.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bijgebouwen met een grotere oppervlakte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.3 ten behoeve van het toestaan van meer dan 150 m² doch niet meer dan 300 m2 aan bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. het perceel een minimale omvang heeft van 2.500 m²;
  • b. bestaande bebouwing op het perceel of elders wordt gesloopt, waarbij maximaal 25% van de oppervlakte van de te slopen bebouwing mag worden teruggebouwd tot een maximum van 150 m²;
  • c. inzicht wordt geboden in de wijze waarop een afdoende kwaliteitsbijdrage wordt geleverd.
3.4.3 Afwijken voor het bouwen niet ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 voor het bouwen niet ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' in hoeksituaties, teneinde het bouwen op een kortere afstand ten opzichte van de naar de weg gekeerde bouwgrens toe te staan tot maximaal 1,00 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn, mits de voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichthoek van 45° gewaarborgd blijft en de stedenbouwkundige waarden hierdoor niet onevenredig worden aangetast.

3.4.4 Afwijken voor het bouwen van overkappingen verder voor de naar de weg gekeerde bouwgrens

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 sub e en 3.2.4 sub e, voor het bouwen van overkappingen verder vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat de stedenbouwkundige waarden hierdoor niet onevenredig worden aangetast en mits het gedeelte van de overkapping voor de naar de weg gekeerde bouwgrens aan alle kanten open is en de voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichtshoek van 45° gewaarborgd blijft.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. standplaats van onderkomens en als standplaats van kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van bebouwing als plattelandsappartementen, plattelandskamers en/of trekkershutten;
  • c. het gebruik van aangebouwde bijgebouwen als afhankelijke woonruimte;
  • d. zelfstandige bewoning of afhankelijke woonruimte, indien het een vrijstaand bijgebouw betreft;
  • e. opslagdoeleinden, anders dan overeenkomstig het normale gebruik bij de bestemming en dat gebruik als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten als verboden gebruik wordt aangemerkt;
  • f. woningsplitsing;
  • g. de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf, met uitzondering van de in de bestemmingsomschrijving omschreven vormen van bedrijfsmatig gebruik en met uitzondering van het gebruik van hoofd- en bijgebouwen voor een aan huisgebonden beroep tot een oppervlakte van maximaal 50 m2;
  • h. prostitutiedoeleinden;
  • i. gebruik van gronden als paardenbak;
  • j. digitale verkoop;
  • k. het ophogen van de bodem met meer dan 1,50 m n. ten behoeve van de bestemming 'Wonen' zonder dat de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 3.1 sub c conform het landschapsplan zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels niet volledig is uitgevoerd c.q. volledig in stand wordt gehouden.
3.5.2 Wet geurhinder en veehouderij

Onder gebruik strijdig met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het in gebruiknemen en/of in gebruik laten nemen van opstallen als geurgevoelig object ter plaatse van een reeds krachtens de Wet geurhinder en veehouderij geldende geurcontour.

3.5.3 Parkeren

Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het parkeren van motorvoertuigen op de gronden gelegen buiten het bouwvlak en niet ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’, uitgezonderd ter plaatse van de gronden gelegen voor de garage, berging of een daarmee vergelijkbaar gebouw/bijgebouw, of gelegen binnen 2,00 meter aansluitend aan deze gronden voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

3.5.4 Landschappelijke inpassing (voorwaardelijke verplichting)
  • a. Het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor 'Wonen' aangewezen gronden en opstallen conform de bestemming 'Wonen', voor zover dit gebruik is toegelaten onder de voorwaarde van landschappelijke inpassing, is alleen toegestaan als die landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijke inrichtingsplan 'Woning Ittervoorterweg 104, Swartbroek' van Tonnaer d.d. 14 januari 2013, een en ander zoals vastgesteld door de raad op 22 mei 2013 en toegevoegd als bijlage 1 bij deze regels, uiterlijk 9 maanden nadat de daaraan gekoppelde bebouwing is gerealiseerd, volledig is uitgevoerd en/of volledig in stand wordt gehouden.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het realiseren van een (kleinschalig) kampeerterrein

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 sub a. voor een (kleinschalig) kampeerterrein, met dien verstande dat:

  • a. er een afstand van minimaal 250 meter aanwezig is ten opzichte van het dichtstbijzijnde (kleinschalig) kampeerterrein. De afstand wordt hemelsbreed gemeten vanaf de perceelsgrens;
  • b. de afstand van het (kleinschalig) kampeerterrein tot de erfgrens van naastgelegen woningen minimaal 50 meter is;
  • c. er maximaal 25 kampeerplaatsen en 3 trekkershutten zijn toegestaan;
  • d. het (kleinschalig) kampeerterrein grenst aan de woning van de desbetreffende beheerder;
  • e. van de bestaande in-/uitrit van de woning van de beheerder gebruik gemaakt wordt;
  • f. de totale oppervlakte van het perceel groter is dan 0,5 ha;
  • g. het kamperen uitsluitend plaatsvindt vanaf 1 maart tot en met 31 oktober;
  • h. de oppervlakte van gebouwen die gebruikt worden ten behoeve van kleinschalige recreatiedoeleinden van eigen gasten niet meer dan 50 m² mag bedragen;
  • i. het (kleinschalig) kampeerterrein op basis van een plan wordt afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (stedenbouwkundig ontwerp en cultuurhistorische aspecten);
  • j. het (kleinschalig) kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast in de omgeving;
  • k. er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is;
  • l. op grond van het bepaalde in artikel 46 inzicht wordt geboden in de wijze waarop een afdoende kwaliteitsbijdrage wordt geleverd.
3.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het toestaan van plattelandskamers, plattelandsappartementen en trekkershutten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.5.1 sub b. ten behoeve het gebruik als plattelandsappartementen en/of plattelandskamers en/of trekkershutten gelegen binnen de bestaande bebouwing(smogelijkheden) met een totale oppervlakte van niet meer dan 300 m². In totaal zijn per woning niet meer dan 10 bedden ten behoeve van dit gebruik toegestaan.

3.6.3 Afwijken voor een grotere oppervlakte dan 50 m², of als bedrijfsruimte voor een aan huis gebonden bedrijf of een ambachtelijk bedrijf

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.5.1 , sub g., voor een grotere oppervlakte dan 50 m2, of als bedrijfsruimte voor een aan huis gebonden bedrijf of een ambachtelijk bedrijf in een deel van een woning of de daarbij behorende bijgebouwen, mits:

  • a. de daar gepleegde activiteiten ondergeschikt zijn aan de woonfunctie;
  • b. het gebruik naar de aard met de woonfunctie in overeenstemming is;
  • c. de woonfunctie op het betrokken perceel niet in betekenende mate wordt aangetast;
  • d. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen als zodanig wordt gebruikt;
  • e. geen gebruik plaatsvindt, dat meldings- of vergunningsplichtig is in het kader van de Wet milieubeheer, tenzij ten aanzien van meldingsplichtige activiteiten door de aanvrager middels onderzoek kan worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat door desbetreffende activiteit niet onevenredig worden aangetast;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met het beroep of bedrijf;
  • g. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk zijn en die niet binnen het perceelsgedeelte, dat binnen het bestemmingvlak gelegen is, gerealiseerd kunnen worden.
3.6.4 Afwijken voor het gebruik van een aangebouwd bijgebouw als afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.5.1 sub c., teneinde toe te staan dat een aangebouwd bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. er geen sprake is van een zelfstandige woning;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. er maximaal één afhankelijke woonruimte per woning ontstaat;
  • d. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag niet meer dan 75 m² bedragen.
3.6.5 Afwijken voor handel in de vorm van digitale verkoop via internet

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 sub j., voor handel in de vorm van digitale verkoop via internet, mits:

  • a. de producten door de klant niet ter plaatse besteld worden;
  • b. de bestelde producten door de ondernemer zelf of via de post c.q. een pakketdienst bij de klant thuis bezorgd worden;
  • c. er geen verkoop aan huis plaatsvindt;
  • d. maximaal 30 m² van het vloeroppervlak van de woning gebruikt wordt voor de digitale verkoop per internet, in de vorm van administratie en opslag goederen.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing

3.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

3.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.