direct naar inhoud van Artikel 21 Sport - Manege
Plan: Buitengebied 2011
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0988.BPBuitengebied-VO02

Artikel 21 Sport - Manege

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Algemeen

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een manege met bijbehorende voorzieningen;
  • b. de uitoefening van een horecabedrijf met daarbij behorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'horeca', met dien verstande dat verblijfshoreca ter plaatse niet is toegestaan en dat (zware) nachthoreca ter plaatse wel is toegestaan;
  • c. het aantal op de verbeelding aangeduide bedrijfswoningen, er is één bedrijfswoning toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', er is geen bedrijfswoning toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', indien er méér dan een bedrijfswoning is toegestaan is het maximaal aantal bedrijfswoningen aangegeven via een aanduiding, bij een gekoppeld bouwvlak is uitwisseling van bedrijfswoningen tussen de bouwvlakken mogelijk, met dien verstande dat het maximaal aantal toegestane bedrijfswoningen niet wordt overschreden;
  • d. het behoud en/of herstel van de aanwezige landschappelijke en/of stedenbouwkundige waarden ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. daghoreca, lichte horeca;
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. verkeersvoorzieningen, waaronder perceelsontsluitingswegen;
    • 5. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
    • 6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 7. paardenbakken en/of stapmolens;
21.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 45.2.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Op de voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen passende binnen deze bestemming;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen passen bij deze bestemming;
  • c. één bedrijfswoning, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' waar geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • d. verhardingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen, waaronder begrepen energievoorzieningen.
21.2.2 Regels ter plekke van de aanduiding 'bouwvlak'

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, de bedrijfswoning indien toegestaan, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag per bouwperceel volledig worden bebouwd tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een afwijkend bebouwingspercentage is aangegeven dan mag het bouwvlak tot maximaal het aangeduide percentage bebouwd worden.
  • c. de voorgevel dient uitsluitend in dan wel achter de naar de weg gekeerde bouwgrens, te worden opgericht;
  • d. ten aanzien van de maatvoering van de gebouwen geldt dat de goot- en bouwhoogte van de gebouwen maximaal 10,00 m mag bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' een afwijkende goot- en bouwhoogte is aangegeven of maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze hoger is;
  • e. voor de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
    • 1. de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ bedragen of maximaal de bestaande inhoud op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze hoger is;
    • 2. ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, luifels en balkons met een oppervlakte van maximaal 5 m2 mogen de naar de weg gekeerde bouwgrens overschrijden met niet meer dan 1,20 m, mits daarmee de bestemmingsgrens of de perceelsgrens die het dichtst aan de zijde van de weg gelegen is, niet wordt overschreden;
    • 3. de goothoogte van de bedrijfswoning mag maximaal 5,50 m bedragen of maximaal de bestaande goothoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze hoger is;
    • 4. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag maximaal 8,00 m bedragen of maximaal de bestaande bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze hoger is;
  • f. voor het bouwen van bijgebouwen bij de woning gelden de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 150 m² per bedrijfswoning bedragen;
    • 2. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3,20 m bedragen, of maximaal de bestaande goothoogte;
    • 3. de bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 6,00 m bedragen of maximaal de bestaande bouwhoogte;
    • 4. bijgebouwen in de vorm van een overkapping met minimaal 2 en maximaal 3 wanden mogen tot maximaal 1,50 m voor de voorgevel van het hoofdgebouw worden geplaatst, mits het gedeelte van de overkapping voor de voorgevel aan alle kanten open is en mits op zijerven die grenzen aan de weg of het openbaar groen of openbaar water ook de wand(en) die gelegen is/zijn achter het verlengde van de zijgevel van het hoofdgebouw open blijft/blijven voor zover dat voor de voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichthoek van 45° ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw nodig is. Overkappingen geplaatst op 0,5m of minder van een wand van een hoofd- of bijgebouw worden geacht te zijn omsloten door de desbetreffende wand van het hoofd- of bijgebouw.
21.2.3 Overige regels met betrekking tot bebouwing
  • a. gebouwen van ondergeschikte betekenis en bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen ook buiten het bouwvlak, maar dienen uitsluitend binnen het bestemmingsvlak, te worden gebouwd;
  • b. bouwwerken geen gebouwen zijnde dienen qua aard en afmetingen bij de bestemming te passen;
  • c. de oppervlakte van een gebouw van ondergeschikte betekenis mag maximaal 20 m2 bedragen;
  • d. in totaal mag per bestemmingsvlak ten hoogste 60 m2 aan gebouwen van ondergeschikte betekenis worden opgericht;
  • e. de goot- en bouwhoogte van een gebouw van ondergeschikte betekenis mogen maximaal 3,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4,00 m bedragen, met uitzondering van:
    • 1. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 10,00 m mag bedragen;
    • 2. reclamemasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 4,00 m mag bedragen;
    • 3. erfafscheidingen, waarvan de hoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 m mag bedragen en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 m mag bedragen en draadafscheidingen of sierhekwerken, waarvan de hoogte maximaal 2,00 m mag bedragen.
  • g. Op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, hoger dan 15,00 m mogen antenne-opstelpunten worden opgericht, mits deze antennemasten niet hoger zijn dan 5,00 m, gemeten van de bovenkant van het gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde.
21.3 Nadere eisen
21.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van de bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.
21.3.2 Toepassingscriteria

De onder 21.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de bescherming van het cultuurhistorische karakter van de bestaande bebouwing en bouwwerken en van omliggende waarden.
21.4 Afwijken van de bouwregels
21.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van woningen met een grotere inhoud

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.2 ten behoeve van het uitbreiden van het bouwvlak en daarmee toestaan van de inhoud van het hoofdgebouw van meer dan 750 m³ doch niet meer dan 1.000 m3, met dien verstande dat:

  • a. bestaande bebouwing op het perceel of elders wordt gesloopt;
  • b. maximaal 25% van de inhoud van de te slopen bebouwing mag worden teruggebouwd;
  • c. op grond van het bepaalde in artikel 46 inzicht wordt geboden in de wijze waarop een afdoende kwaliteitsbijdrage wordt geleverd.
21.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van stageverblijven

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.2 voor het toestaan van stageverblijven, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe wordt aangetoond;
  • b. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast;
  • c. dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  • d. maximaal drie wooneenheden voor maximaal 2 personen per wooneenheid is toegestaan;
  • e. het oppervlak van de wooneenheid maximaal 55 m² bedraagt;
  • f. het stageverblijf binnen bestaande bebouwing worden opgericht en er geen sprake mag zijn van zelfstandige woonruimten;
  • g. er geen milieuhygiënische beperking in de agrarische bedrijfsvoering plaatsvindt van nabij gelegen agrarische bedrijven.
21.5 Specifieke gebruiksregels
21.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. als opslag-, stort- en/of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. als volkstuin;
  • c. horeca anders dan bedoeld in artikel 21.2;
  • d. voor het geplaatst houden van kampeermiddelen;
  • e. voor het beoefenen van lawaaisporten;
  • f. voor reclamedoeleinden behoudens ten behoeve van de eigen inrichting;
  • g. voor permanente bewoning, voor zover het niet betreft de bestaande bedrijfswoning.
21.5.2 Wet geurhinder en veehouderij

Onder gebruik strijdig met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het in gebruik nemen van opstallen als geurgevoelig object binnen een reeds krachtens de Wet geurhinder en veehouderij geldende geurcontour.

21.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing.

21.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.7.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de navolgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen of rooien van karakteristieke beplanting ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom'.
21.7.2 Uitzonderingen

Het in artikel 21.7.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen vergunning vereist was dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd.
21.7.3 Toelaatbaarheid

Werken als bedoeld in artikel 21.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien door deze werken en werkzaamheden, dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarden van de desbetreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Hierbij gelden de volgende toetsingscriteria:

Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
21.7.1 sub a.
het rooien of kappen van bomen en het verwijderen van houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom'  
het verwijderen moet noodzakelijk zijn voor onderhoud of bereikbaarheid ten behoeve van de doeleinden zoals omschreven in artikel 21.1.1
het verwijderen betekent geen onevenredige aantasting van de aanwezige houtopstanden. In verband hiermee kunnen compenserende maatregelen worden vereist  
21.8 Wijzigingsbevoegheid

Niet van toepassing.