Plan: | Boshoverweg - Jankushofstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0988.BPBoshoverwgJankus-VA01 |
De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd boor instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen en terreinen.
3. In de situatie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders de
volgende voorschriften aan de bouwvergunning verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem
kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en
wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4. Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
2. Het verbod als bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:
a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 5.2 van toepassing is;
b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²;
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een
ontgrondingvergunning, of;
e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
3. De aanvrager van een aanlegvergunning als bedoeld in het eerste lid die betrekking heeft op
gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde-Archeologie' legt een rapport over waarin de
archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.
4. Burgemeester en wethouders verlenen de aanlegvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het derde lid genoegzaam blijkt dat:
a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de aanlegvergunning verbonden voorschriften.
5. In de situatie als bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders de
volgende voorschriften aan de aanlegvergunning verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem
kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en
wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6. Indien het vijfde lid, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de
gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.