Bestemmingsplan
Pruiskesweg 16
Regels
Vastgesteld bij besluit van
de raad van Weert van
10 juni 2009
De griffier,
Afdeling Omgevingsbeleid
Versie van: 10 juni 2009
Documentnaam: Regels.doc
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 1. Inleidende regels 2
artikel 1. Begrippen 2
Artikel 2. Wijze van meten 8
Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels 10
artikel 3. Wonen 10
hoofdstuk 3. Algemene regels 15
Artikel 3. Anti-dubbeltelbepaling 15
Artikel 4. Algemene bouwregels 15
Artikel 5. Algemene ontheffingsregels 15
Artikel 6. Algemene wijzigingsregels 16
Artikel 7. Overige regels 16
Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotregels 18
Artikel 8. Overgangsregels 18
Artikel 9. Slotregels 18
HOOFDSTUK 1. inleidende regels
figuur:
visualisatie van de begrippen ‘voorerf’, ‘zijerf’, ‘achterarf’ en ‘perceel’.
Bron: standaardregelingen in de bouw, vng uitgeverij.
In deze regels wordt verstaan onder:
Het plan:
het bestemmingsplan ‘Pruiskesweg
De plankaart:
de plankaart van het bestemmingsplan ‘Pruiskesweg
Aan huis verbonden
beroep:
een dienstverlenend
beroep, dat op kleine schaal in een woning en/of
daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende
mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling
heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan huis gebonden
beroep worden hier eveneens begrepen consument verzorgende activiteiten
(bijvoorbeeld schoonheidsspecialist(e), nagelstudio, atelier).
Aan huis verbonden
bedrijf:
een ambachtelijk
bedrijf, dat op kleine schaal in een woning
en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende
mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling
heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
Aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van gronden.
Aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
Achtererf[1]:
gedeelte van het
erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen.
Ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf, dat is
gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen,
bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen
en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen verband houdende met
het ambacht.
Architectonische
waarde:
de aan een bouwwerk
toegekende waarde in verband met de vormgeving, het materiaalgebruik en/of
detaillering.
Bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bebouwingspercentage:
een in de regels
c.q. op de plankaart aangegeven percentage, dat de grootte van een deel van een
bouwperceel aangeeft, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
Beeldkwalitatieve
waarde:
waarde van zaken, welk van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.
Besluit Geluidhinder:
besluit van 20 oktober 2006 (staatsblad 532),
betreffende de hogere grenswaarden bij geluidsgevoelige bestemmingen binnen
zones rond wegen, spoorwegen en industrieterreinen.
Bestemmingsgrens:
de grens van een
bestemmingsvlak.
Bestemmingsvlak:
geometrisch bepaald
vlak met eenzelfde bestemming.
Bijgebouw:
een al dan niet
aangebouwd gebouw of uitbouw, dat in bouwkundig en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op
hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en bestaat uit één bouwlaag.
Bouwen:
het plaatsen, het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een standplaats.
Bouwgrens/bijgebouwengrens:
de grens van een
bouwvlak/bijgebouwenvlak.
Bouwlaag:
een doorlopend
gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks
met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
Bouwperceel:
een aaneengesloten
stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
Bouwperceelgrens:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
Bouwvlak/bijgebouwenvlak:
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
Bouwwerk:
elke constructie
van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt op
of in de grond.
Differentiatielijn:
een op de plankaart
aangegeven lijn die binnen eenzelfde bestemming een onderscheid begrenst tussen
bijvoorbeeld gebruik, maximale bouwhoogten, toegestane milieucategorieën,
maximaal bebouwingspercentage.
Draaderfafscheiding
een afscheiding
bestaande uit draad met een maaswijdte of onderlinge afstand van minimaal
Erf[2]:
al dan niet
bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw
en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat
hoofdgebouw en, voorzover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming
deze inrichting niet verbiedt.
Erfgrens:
een
grens van een erf.
Gebouw:
elk bouwwerk, dat
een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
Hoofdgebouw:
een gebouw, dat op
een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel vorm als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
Onderbouw:
een gedeelte van
een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan
Ondergronds bouwwerk:
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen
op ten minste
Parkeerbeleidsnota
2006:
de op 28 juni 2006 door de raad vastgestelde nota waarin het gemeentelijke beleid verwoord is ten aanzien van parkeren.
Peil:
1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang
onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg
ter plaatse van die hoofdtoegang;
Prostitutie:
het bedrijfsmatig
-of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt- gelegenheid bieden tot
het ter plaatse, in een gebouw of vaartuig, verrichten van seksuele handelingen
met een ander, nader te onderscheiden in:
- raamprostitutie:
prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening zichtbaar
vanaf de (openbare) weg of openbaar vaarwater wordt aangeboden;
- bordeelprostitutie:
prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening in een
besloten daarvoor ingerichte of bedoelde ruimte wordt aangeboden.
Rooilijn:
Een op de plankaart weergegeven lijn (bouwgrens), die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
Setback:
een dakopbouw die
is gelegen ten minste
Sierhekwerk:
hekwerk dienende
als erfafscheiding bestaand uit smeedwerk of spijlen.
Stedenbouwkundig
beeld:
Ruimtelijke
verschijningsvorm van de bestaande bebouwing die wordt bepaald door de
situering, de bouwmassa’s, de gevelindeling en de dakvormen.
Stedenbouwkundige
waarde:
de aan een gebied
toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals situatie en
infrastructuur, alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied (tot
uitdrukking komend de bouwmassa, hoogtematen, dakvorm en gevelopbouw).
Voorerf[3]:
gedeelte
van het erf dat aan de voorkant van het gebouw gelegen is.
Wet geluidhinder:
wet
van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperken
van geluidhinder, zoals deze wet laatstelijk is gewijzigd bij de Wet van 5 juli
2006, Stb. 2006, 350.
Woning/wooneenheid:
een gebouw dat voor
bewoning gebruikt wordt of daartoe bestemd is; hieronder wordt tevens begrepen
een kamerverhuurbedrijf, waarbij de kamers afzonderlijke wooneenheden vormen,
indien daarbij centrale voorzieningen aanwezig zijn, zoals een keuken, een
douche en andere centrale voorzieningen.
Zijerf[4]:
gedeelte
van het erf dat aan de zijkant van het gebouw gelegen is.
3.3. Meetregels
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
De afstand tot de
zijdelingse bouwperceelsgrens:
Tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het desbetreffende gebouw, waar die afstand het kortst is.
De bebouwingshoogte
van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals antennes, lichtkoepels, schoorstenen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Het bedrijfsvloeroppervlak:
Binnenwerks op de
vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor
bedrijfsactiviteiten.
De dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
De goothoogte van een
bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij een zogenaamd lessenaarsdak geldt het laagste snijpunt tussen dakvlak en gevel als goothoogte; indien een terugliggende opbouw ten opzichte van de gevels wordt toegepast binnen de denkbeeldige kap die ingevolge deze regels is toegestaan, dan wordt deze niet meegeteld bij de bepaling van de goothoogte.
De inhoud van een
bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
De lengte, de breedte
en de diepte van een bouwwerk:
Tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren), met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
De oppervlakte van een
bouwwerk:
Tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren), nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; ondergrondse bouwdelen buiten de buitenzijden van de gevels worden bij de berekening van de oppervlakte van een bouwwerk in zoverre ook meegerekend.
Verkoopvloeroppervlak
(vvo):
Binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor verkoopruimte inclusief etalage.
3.4. Uitzondering van de meetregels
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen
binnen bouwvlakken, bijgebouwvlakken of bestemmingsvlakken worden
ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen,
schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten
beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan
Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels
3.1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen met de daarbij behorende tuinen en erven.
3.2. Bouwregels
1. de goothoogte
van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan
Op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde hoger dan
3.3. Nadere eisen
3.4. Ontheffing van de bouwregels
3.5. Specifieke gebruiksregels
3.5.1. Gebruik van gronden en opstallen
Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor:
3.6. Ontheffing van de gebruiksregels
a. de daar gepleegde activiteiten ondergeschikt zijn aan de woonfunctie;
b. het gebruik naar de aard met de woonfunctie in overeenstemming is;
hoofdstuk 3. Algemene regels
Artikel 4.
Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal
in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5.
Algemene
bouwregels
5.1. Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien daardoor een ander bouwwerk met het daarbij behorende bouwperceel hetzij niet langer zou blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.
5.3.
Ondergrondse gebouwen (zoals kelders) is in
het bouwvlak en bijgebouwenvlak toegestaan onder bestaande gebouwen en nieuw op
te richten gebouwen tot een maximale diepte van
Artikel 6.
Algemene
ontheffingsregels
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels ontheffing kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
a. het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van dakhellingen, inhoudsbepalingen, goothoogten, bebouwingshoogten, bouwperceelsgrensafstanden, bebouwde oppervlakten en hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met ten hoogste 10%;
b.
het in geringe mate, doch niet meer dan
c.
voor het oprichten van niet voor bewoning
bestemde gebouwen en andere bouwwerken van openbaar nut en van geringe afmetingen,
mits de gebouwen geen grotere oppervlakte dan
1.
deze masten niet hoger zijn dan
2. sitesharing (gemeenschappelijk gebruik van antennes) niet mogelijk is;
3. geen gebouw of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aanwezig of beschikbaar is om een niet vrijstaande antenne-opstelpunt te kunnen bouwen;
4. bij de locatiekeuze en uitvoering op evenredige wijze rekening is gehouden met de aanwezige stedenbouwkundige, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de woonfunctie niet onevenredig wordt geschaad;
5. zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de aanwezige hoge elementen;
6. op de desbetreffende percelen geen woonfunctie rust;
7. aanvrager door middel van een onafhankelijk rapport heeft aangetoond dat een antenne-opstelpunt onmisbaar is voor de realisering van een adequaat, dekkend netwerk.
Artikel 7.
Algemene
wijzigingsregels
7.1. Algemene
wijziging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan
te wijzigen bij het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsplannen,
mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van
de kaart, ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt
beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke
toestand te bereiken met dien verstande, dat overschrijding niet meer dan
8.1. (Wettelijke)
regels
Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan.
Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotregels
9.1. Overgangsrecht
bouwwerken
1. Een bouwwerk
dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in
uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot:
2. Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het
vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met
maximaal 10%.
3. Het
eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning
en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
9.2. Overgangsrecht
gebruik
Deze regels worden aangehaald als de regels van het bestemmingsplan
‘Pruiskesweg
Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Weert
van d.d. 10 juni 2009 tot vaststelling van het bestemmingplan ‘Pruiskesweg
Mij bekend,
de raadsgriffier der gemeente Weert