ARTIKEL

4.

Water

 

 

 

 

 

 

 

 

4.1.

Bestemmingsomschrijving.

 

 

 

 

De gronden, binnen het bestemmingsvlak ‘Water’ zijn bestemd voor:

 

a.

waterhuishoudkundige doeleinden ten dienste van het oppervlakte-waterbeheer: het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem;

 

b.

primaire watergangen met de daarbij behorende beschermingszone en secundair water;

 

c.

de aanleg en/of instandhouding van waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

d.

waterpartijen, vijvers en waterlopen;

 

 

 

 

met de daarbij behorende:

 

 

 

e.

 

voorzieningen zoals bruggen, oeverbeschoeiingen, kademuren, duikers, steigers e.d.;

 

f.

 

bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke qua aard en afmetingen passen binnen deze bestemming;

 

g.

 

op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leg­gen van dit plan bestaande gebouwen, bouw­werken geen gebouwen zijnde, werken en werkzaamheden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.2.

Bouwregels.

 

 

 

 

 

4.2.1.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

 

 

 

Boven of op de aldus bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van het water c.q. de watergang en ten dienste van deze bestemming, zoals kade­muren en steigers, mits de hoogte niet meer dan 2 m boven het afgewerkte maaiveld bedraagt. De gronden mogen niet overkluisd of overbouwd worden,

 

 

 

 

 

 

4.3.

Ontheffing van de bouwregels.

 

 

 

 

 

4.3.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.2.1. voor het overkluizen of overbouwen van water c.q. watergangen, mits het belang van het water c.q. de watergang zich hier­tegen niet verzet. Hiertoe wordt de beheerder van de waterloop gehoord.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.4.

Specifieke gebruiksregels

 

 

 

 

Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor:

 

a.

opslagdoeleinden;

 

b.

afvalwaterlozing;

 

c.

riool overstort.

 

 

 

 

 

 

 

4.5.

Aanlegvergunning.

 

 

 

 

 

 

4.5.1.

Verbodsbepaling.

 

 

 

 

 

 

Het is verboden op de tot ‘Water’ bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voe­ren:

 

a.

het verleggen, vergraven en/of dempen van het water;

 

 

 

 

 

 

4.5.2.

Normaal onderhoud.

 

 

 

 

 

 

Het onder 4.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

 

a.

waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;

 

b.

die het normale onderhoud en beheer betreffen.

 

 

 

 

 

4.5.3.

Toelaatbaarheid.

 

 

 

 

 

a.

Werken en werkzaamheden als bedoeld onder 4.5.1, onder a zijn slechts toelaatbaar, mits deze werkzaamheden noodzakelijk zijn ten behoeve van:

 

 

-

een betere en veilige verkeersafwikkeling, of

 

 

-

de bereikbaarheid van de achterliggende be­stemmingen, of

 

 

-

het waterbeheer, of indien door deze werken en werkzaamheden, dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en beeldkwalitatieve waarde van de gronden en de waterloop, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig wor­den of kunnen worden verkleind.

 

 

 

4.5.4.

Advisering.

 

 

 

Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 4.5.1 vragen burgemeester en wethouders het advies van de betrokken waterbeheerder of diens opvolger.