ARTIKEL

1.

Begrippen

 

 

 

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

 

 

 

 

Het plan:

 

Het bestemmingsplan ‘Laarveld 2009’ van de gemeente Weert  bestaande uit deze regels, de plankaart en bijbehorende toelichting.

 

De Plankaart:

 

De plankaart van het bestemmingsplan ‘Laarveld 2009’ van de gemeente Weert, bestaande uit 2 kaartbladen en een renvooiblad, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.

 

Aan huis gebonden beroep:

 

Een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan huis gebonden beroep wordt hier eveneens begrepen consument verzorgende activiteiten (bijvoorbeeld schoonheidsspecialist(e), nagelstudio, atelier).

 

Aan huis gebonden bedrijf:

 

Een ambachtelijk bedrijf, dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

Aanduiding:

 

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

Aanduidingsgrens:

 

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

 

 Achtererf:

 

Gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen (zie tekening op deze pagina).

 

 

Afhankelijke woonruimte:

 

Een bijgebouw dat onlosmakelijk en onmiddellijk (zonder tussenlid) verbonden is met en rechtstreeks bereikbaar is vanuit de woning en een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding zelfstandig gehuisvest is.

 

Ambachtelijk bedrijf:

 

Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen verband houdend met het ambacht.

 

Archeologische waarde:

 

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

 

Architectonische waarde:

 

De aan een bouwwerk toegekende waarde in verband met de vormgeving, het materiaalgebruik en/of detaillering.

 

 Bebouwing:

 

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Bebouwingspercentage:

 

Een in de regels c.q. in een bouwvlak, bestemmingsvlak of aanduidingsvlak aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

 

Bedrijfsgebouw:

 

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

 

Bedrijfswoning:

 

Een woning in of bij een gebouw op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

 

Beeldkwalitatieve waarde:

 

Waarde van zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.

 

Belwinkel:

 

Een gebouw of een gedeelte daarvan dat bestemd is voor het bedrijfsmatig beschikbaar stellen van telefoons aan derden om ter plaatse te gebruiken.

 

Besluit Geluidhinder:

 

Besluit van 20 oktober 2006 (staatsblad 532), betreffende de hogere grenswaarden bij geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones rond wegen, spoorwegen en industrieterreinen.

 

Bestemmingsgrens:

 

De grens van een bestemmingsvlak.

 

Bestemmingsvlak:

 

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

 Bijgebouw:

 

Een al dan niet aangebouwd gebouw of uitbouw, dat in bouwkundig en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en bestaat uit één bouwlaag.

 

Bouwen:

 

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

 

Bouwgrens:

 

De grens van een bouwvlak.

 

Bouwlaag:

 

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of dakbalken is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

Bouwperceel:

 

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

Bouwperceelgrens:

 

De grens van een bouwperceel.

 

Bouwvlak:

 

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

Bouwwerk:

 

Elke bouwconstructie van enige omvang, van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt op of in de grond.

 

 Cultuurhistorische waarden:

 

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt; archeologische waarden worden hieronder mede begrepen.

 

(Zakelijke) dienstverlening:

 

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven en/of personen, zoals administratie-, advertentie-, advocaten-, makelaars-, werkbemiddelings-, advies- en ingenieursbureaus met een beperkte publieksgerichte functie, en administratie/showroom ten behoeve van de groothandel.

 

Draaderfafscheiding:

 

Een afscheiding bestaande uit draad met een maaswijdte of onderlinge afstand van minimaal 5 cm.

 

Erf:

 

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw en, voorzover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt (zie tekening op pagina 3).

 

Erfgrens:

 

Een grens van een erf.

 

Evenement:

 

Een tijdelijke activiteit (in de openlucht) al dan niet in tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, vermaak, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden.

 

Gebouw:

 

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

Gemeentelijk stads- en dorpsgezicht:

 

Stads- en dorpsgezicht zoals vastgesteld ingevolge de gemeentelijke monumentenverordening.

 

Hoofdgebouw:

 

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen danwel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

Houtwal:

 

Groenvoorzieningen, die een wezenlijk onderdeel vormen van de ruimtelijke structuur met een duidelijke beeldbepalende rol.

 

Internetcafé:

 

Een gebouw of een gedeelte daarvan dat bestemd is voor het bedrijfsmatig beschikbaar stellen van internet aan derden om ter plaatse te gebruiken.

 

Jeugd Ontmoetings Plaats (JOP):

 

Een in de openbare ruimte gelegen onderkomen ten behoeve van een ontmoetingsplek voor jongeren.

 

Kampeermiddel:

 

 

a.

Een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

b.

Enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

Kantoor:

 

Een gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin al dan niet ambtelijk/bestuurlijk of bedrijfsmatig activiteiten plaatsvinden van bestuurlijke, maatschappelijke, juridische, administratieve, ontwerptechnische, (sociaal) wetenschappelijke en daarmee gelijk te stellen aard.

 

Karakteristieke beplanting:

 

Beeldbepalende en/of waardevolle beplanting, welke past bij de omgeving.

 

Landschappelijke waarde:

 

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van ‘niet-levende’ en ‘levende’ natuur c.q. beplanting.

 

Maatschappelijke doeleinden:

 

Maatschappelijke, sociale, educatieve, medische, culturele, levensbeschouwelijke en/of religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van overheids- en openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

 

Onderbouw:

 

Een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.

 

Ondergronds bouwwerk:

 

Een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.

 

Parkeerbeleidsnota 2006:

 

De op 28 juni 2006 door de raad vastgestelde nota waarin het gemeentelijke beleid verwoord is ten aanzien van parkeren.

 

Peil:

 

 

a.

Voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b.

In andere gevallen de gemiddelde kruinhoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, bij voltooiing van de bouw.

 

Particulier opdrachtgeverschap:

 

Situatie dat de burger of een groep van burgers – in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens een overeenkomst – tenminste de economische eigendom verkrijgt en volledige zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning.

 

Prostitutie:

 

Het bedrijfsmatig -of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt- gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of vaartuig, verrichten van seksuele handelingen met een ander, nader te onderscheiden in:

a.

Raamprostitutie:

prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening zichtbaar vanaf de (openbare) weg of openbaar vaarwater wordt aangeboden;

 

 

b.

Bordeelprostitutie:

prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening in een besloten daarvoor ingerichte of bedoelde ruimte wordt aangeboden.

 

Rooilijn:

 

Een weergegeven lijn (bouwgrens), die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

 

Sierhekwerk:

 

Hekwerk dienende als erfafscheiding, veelal bestaand uit smeedwerk of spijlen.

 

Sociale huurwoning:

 

Huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd.

 

Sociale koopwoning:

 

Koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor een in de verordening vastgesteld tijdvak van ten minste een jaar en ten hoogste tien jaar na ingebruikname is verzekerd.

 

Speelvoorziening:

 

Een terrein in de openbare ruimte voor speeldoeleinden, zoals:

a.

Een terrein met meerdere (grote) speeltoestellen;

b.

Trapveld;

c.

Basketveld;

d.

Skate- c.q. skateboardbaan.

 

Speeltoestel:

 

Bouwwerk c.q. inrichting in de openbare ruimte bestemd voor vermaak of ontspanning bedoeld voor kinderen om mee te spelen, zoals een schommel, glijbaan, klimrek, wipwap of zandbak.

 

Stedenbouwkundig beeld:

 

Ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing die wordt bepaald door de situering, de bouwmassa’s, de gevelindeling en dakvormen.

Stedenbouwkundige waarde:

 

De aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals situatie en infrastructuur, alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied (tot uitdrukking komend in de bouwmassa, hoogtematen, dakvorm en gevelopbouw).

 

Voorerf:

 

Gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw gelegen is (zie tekening op pagina 3).

 

Water, watergang:

 

Permanent en semi-permanent watervoerende oppervlaktewateren; verschijningsvormen zijn: riviertjes, beken, sloten, vloedsgraven, stroom- en grasbanen, fictieve of theoretische wateren (gelegen op de bodem van droogdalen of in vijvers / stilstaande wateren), regenwaterbuffers, wegwatergangen en overkluisde wateren; de taluds (het oppervlak tussen de bodem en de insteek) en eventueel onderhoudsstroken behoren ook tot het water.

 

Waterhuishoudkundig:

 

Met betrekking tot de aanwezigheid van (natuurlijke) bronnen, kwel of natuurlijke stroming.

 

Wet geluidhinder:

 

Wet van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze wet laatstelijk is gewijzigd bij de Wet van 5 juli 2006, Stb. 2006, 350.

 

Woning/wooneenheid:

 

Een (gedeelte van een) gebouw dat uitsluitend dient voor de huisvesting van één zelfstandige huishouding.

 

Zijerf:

 

Gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw gelegen is. (zie tekening op pagina 3).