Plan: | Ringbaan Zuid 27 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0988.BPRingbaanZuid27-VA01 |
Initiatiefnemer woont in de bedrijfswoning Ringbaan Zuid 27 te Weert. Ter plaatse van de woning geldt de bestemming 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'bedrijfswoning' en het grootste gedeelte van de huidige tuin heeft de bestemming 'Agrarisch'. Initiatiefnemer gebruikt de woning al sinds de aankoop in 2012 als een reguliere burgerwoning. Bij de aankoop destijds is aan initiatiefnemer geen melding gedaan dat de betreffende woning een bedrijfswoning is. Initiatiefnemer is dus altijd in de veronderstelling geweest dat er sprake was van een reguliere burgerwoning, maar is er onlangs op gewezen dat het een bedrijfswoning is en dat het huidige gebruik dus in strijd is met het bestemmingsplan.
Om de feitelijke situatie nu te legaliseren is initiatiefnemer voornemens om de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Agrarisch' ter plaatse van de locatie Ringbaan Zuid 27 te Weert te wijzigen in de bestemming 'Wonen' en 'Tuin'. De toegangsweg tot het achtergelegen perceel met de bestemming 'Agrarisch' ligt in de bestemming 'Bedrijf' en wordt hierbij niet gewijzigd.
De locatie ligt in het buitengebied van Weert en heeft betrekking op 2 percelen, kadastraal bekend als gemeente Weert - sectie R - nummer 4316 en 4836. De gezamenlijke oppervlakte van het plangebied zonder de toegangsweg bedraagt ca. 2.780 m2.
Uitsnede topografische kaart met aanduiding plangebied (rood omcirkeld).
Ter plekke van het plangebied Ringbaan Zuid 27 te Weert is het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' van kracht. Op basis van dit bestemmingsplan zijn naast de bestemming 'Bedrijf' en 'Agrarisch' de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie hoog' en de gebiedsaanduidingen: 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied', 'vrijwaringszone - molenbiotoop' en 'veiligheidszone - risicovolle inrichting' van toepassing. Binnen de bestemming 'Bedrijf' is ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning' een bouwvlak opgenomen.
Het wijzigen naar de bestemming “Wonen' en 'Tuin' is echter niet rechtstreeks toegestaan. Naar aanleiding daarvan heeft initiatiefnemer een principeverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert. Het college heeft bij brief d.d. 27 januari 2022 (kenmerk: 1556411/1557832) aangegeven dat zij in beginsel en onder voorwaarden medewerking wil verlenen aan onderhavig verzoek.
Om onderhavige ontwikkeling mogelijk te maken, wordt een bestemmingsplanprocedure doorlopen. Voorliggend document voorziet in een toelichting op bijbehorende regels en verbeelding voor onderhavige herziening van het bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk worden het plangebied, de huidige situatie en het planvoornemen beschreven. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de ruimtelijke effecten van het planvoornemen.
Onderhavig plangebied is gelegen aan de Ringbaan Zuid 27 te Weert. Het ligt aan de zuidzijde en op ca. 40 afstand van Ringbaan Zuid. Ringbaan Zuid vormt de grens tussen het buitengebied en stedelijk gebied (stad Weert). Direct grenzend aan Ringbaan Zuid en ten noorden van het plangebied liggen de buurtschappen Keent en Moesel met overwegend woonbestemmingen en enkele maatschappelijk bestemmingen. De gronden van het plangebied grenzen aan de noordzijde aan de gronden behorende bij Tankstation De Haan. Ten zuiden grenst de locatie aan een woonbestemming en evenals aan de westzijde ook aan gronden met agrarische bestemming. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan gronden met eveneens een bedrijfsbestemming. Dit betreft een meubelzaak.
Op ca. 360 meter afstand van het plangebied ligt in zuidwestelijke richting, op de hoek Keenterstraat - Bocholterweg, de Sint Annamolen Keent. Het plangebied is gelegen in de 'vrijwaringszone - molenbiotoop' van deze molen.
In de directe omgeving van het plangebied liggen aan de Keenterstraat meerdere woonbestemmingen en enkele agrarische bedrijven. Van enkele agrarische bedrijven aan de Keenterstraat hebben de woningen de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bedrijfswoning', wat inhoudt dat deze woningen ook door burgers bewoond mogen worden. In oostelijke richting en op een afstand van ca. 200 meter van het plangebied ligt aan de Keenterstraat een manege. Op een afstand van ca. 175 meter en 250 meter van het plangebied liggen in westelijke-zuidwestelijke richting aan de Bocholterweg twee agrarische bedrijven met de functieaanduiding 'intensieve veehouderij'. In westelijke richting, aan de Bocholterweg, ligt op een afstand van ca. 300 meter van het plangebied een bedrijfsbestemming met detailhandel en waar mengvoeder wordt geproduceerd. Verder liggen er aan de Bocholterweg diverse woonbestemmingen.
Luchtfoto met aanduiding plangebied.
Kadastraal is onderhavig plangebied bekend als gemeente Weert - sectie R - nummers 4316 en 4836 . In onderstaande figuur worden de contouren van het kadastrale perceel weergegeven.
Kadastrale kaart met aanduiding kadastrale percelen.
De gronden binnen het plangebied zijn in gebruik als woning met erf en tuin. De bestaande situatie wordt weergegeven aan de hand van de volgende foto's.
Foto's bestaande situatie binnen rode kader (bron: Slagboom en Peeters).
Achter de woning bevindt zich een diepe tuin waarin een tuinhuis aanwezig is. Verder naar achteren is nog een tuinhuis aanwezig dat enkel en alleen dienst doet als opslagruimte voor tuingereedschappen en tuinbenodigdheden. Dit tuinhuis dient te worden verwijderd, omdat het niet is toegestaan binnen de huidige bestemming 'Agrarisch' en het wordt ook niet toegestaan op grond van de nieuwe bestemming 'Tuin'. De achtertuin is vanuit de Ringbaan Zuid bereikbaar via een smalle toegangsweg, welke tot hetzelfde perceel behoort. In de achterhoek is in bovenstaande afbeeldingen nog een oude caravan te zien. Deze wordt afgevoerd en is verder niet van invloed op onderhavige planontwikkeling.
Het voornemen van initiatiefnemer bestaat uit de volgende onderdelen:
In de nieuwe situatie zal dus niet meer dan 150 m2 aan bijgebouwen binnen de bestemming 'Wonen' aanwezig zijn. Gelet op de hoogte (< 5 meter), de gezamenlijke oppervlakte (ca. 65 m2) en de ligging in het achtererfgebied, worden beide bijgebouwen (tuinhuizen) aangemerkt als vergunningsvrije bouwwerken voor het onderdeel bouwen. Uit het planvoornemen blijkt dat er geen verhard oppervlak bijkomt dat wordt aangesloten op de riolering. De gemeente Weert heeft geen regelgeving om bestaand verhard oppervlak bij renovatie en/of nieuwbouw dat niet in omvang wijzigt af te koppelen van de riolering. Er bestaat dus geen verplichting om het hemelwater hier af te koppelen.
De oppervlakte met de bestemming 'Wonen' bedraagt ca. 1.570 m2 en de oppervlakte voor 'Tuin' bedraagt ca. 1.220 m2.
Afbeelding met aanduiding bestemmingsvlakken 'Wonen'en 'Tuin' in de nieuwe situatie.
Aangezien onderhavige ontwikkeling niet past binnen het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk om onderhavig voornemen mogelijk te maken.
Elk bouwplan gaat gepaard met ruimtelijke effecten. Van belang is dat de ruimtelijke effecten aanvaardbaar zijn.
In dit verband is relevant dat aan de zuidwestzijde van onderhavige locatie een karakteristieke molen is gelegen, namelijk de Sint Annamolen Keent op de hoek Keenterstraat - Bocholterweg. Bij het projecteren van de nieuwe bebouwing op onderhavige locatie dient hiermee rekening te worden gehouden. De bouwhoogte binnen de nieuwe bestemming 'Wonen' en de hoogte van de bomen mag conform de formule, zoals die is opgenomen in bijlage 1 van de regels, 10,81 meter boven maaiveld bedragen.
Met de beoogde planontwikkeling is slechts sprake van het herbestemmen van 'Agrarisch' en 'Bedrijf' naar 'Wonen' en 'Tuin'. De bestaande woning wijzigt niet en er vindt ook geen nieuwbouw plaats. Er is wel sprake van een aanwezig en te handhaven tuinhuis en wanneer het andere kleinere tuinhuis wordt verplaatst naar de bestemming 'Wonen' is er sprake van 2 bijgebouwen. Gelet op de hoogte (< 5 meter) en de gezamenlijke oppervlakte (64,14 m2) van deze tuinhuizen, zijn deze vergunningvrij voor het onderdeel bouwen en vormen ze ook qua hoogte geen hinder voor de Sint Annamolen.
Gelet op de ligging van het plangebied achter de gebouwen van het tankstation en de meubelzaak en er sprake is van een bestaande situatie, kan gesteld worden dat het planvoornemen vanuit Ringbaan Zuid, Keent en Moesel gezien verder geen invloed heeft op de zichtlijnen en het uitzicht op de molen met bijbehorend open agrarisch gebied.
Aanvullend kan worden gewezen op het feit dat onderhavig initiatief niet in strijd is met het beleid van de gemeente. In de 'Structuurvisie Weert 2025' is opgenomen dat niet-agrarische bedrijven in beginsel niet thuishoren in het buitengebied. Voor nieuwvestiging wordt dan ook geen mogelijkheid geboden. Bij onderhavig initiatief wordt een bedrijfsbestemming verkleind en wordt de bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning. Hiermee past onderhavig initiatief binnen het onderhavige beleid.
Op basis van het voorgaande worden de ruimtelijk-visuele effecten die te verwachten zijn naar aanleiding van de beoogde ontwikkeling nihil en daarmee ook aanvaardbaar geacht.
Ter plekke van onderhavig plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011', vastgesteld door de gemeenteraad van Weert op 26 juni 2013. Op het perceel, kadastraal bekend als gemeente Weert - sectie R - nummers 4316 en 4836, zijn de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Agrarisch' van toepassing met bijbehorend bouwvlak en de functieaanduiding 'bedrijfswoning'. Bovendien geldt ter plekke de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog' evenals de gebiedsaanduidingen 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied', 'vrijwaringszone - molenbiotoop' en de 'veiligheidszone - risicovolle inrichtingen'.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan met aanduiding plangebied (rood omlijnd)
Onderhavige ontwikkeling ziet op het herbestemmen van de locatie van 'Bedrijf' en 'Agrarisch' naar deels 'Wonen' en deels 'Tuin', waarbij het gebruiken van de woning als burgerwoning mogelijk wordt gemaakt. Onderhavig initiatief past echter niet binnen het geldend planologisch-juridisch kader.
In het geldende bestemmingsplan zijn geen binnenplanse afwijkings- danwel wijzigingsbevoegdheden voor het college van burgemeester en wethouders opgenomen om alsnog onderhavige ontwikkeling mogelijk te maken. Onder de wijzigingbevoegdheid, zoals opgenomen binnen de bestemming 'Bedrijf' onder artikel 7.8.1 'Wijziging in de bestemming 'Wonen', kan namelijk niet aan alle voorwaarden worden voldaan. De planontwikkeling is derhalve enkel mogelijk middels het doorlopen van een separate bestemmingsplanprocedure.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het Rijks-, provinciale-, regionale en gemeentelijke beleid.
Op 11 september 2020 heeft het Rijk vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI omvat een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De intentie van het Rijk is om met de NOVI een perspectief te bieden om grote maatschappelijke opgaven aan te pakken. Bij die opgaven kan worden gedacht aan grote en complexe opgaven met betrekking tot klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw.
Een centraal aspect van de NOVI is de focus op een nieuwe aanpak van vraagstukken in de fysieke leefomgeving. Werken op basis van integraliteit met betrekking tot verschillende vraagstukken in plaats van sectorale aanpakken voor individuele vraagstukken vormt de kern van deze nieuwe aanpak.
Het streven naar integraliteit dat onderdeel is van de NOVI valt samen in vier verschillende prioriteiten waartussen een onderscheid wordt gemaakt in de NOVI, te weten:
Binnen de NOVI worden drie afwegingsprincipes gehanteerd om te komen tot weloverwogen beleidskeuzes. Die zouden moeten helpen bij het afwegen en prioriteren van verschillende belangen en opgaven:
De nationale overheid richt zich in de NOVI op de volgende 21 verschillende nationale belangen:
Toetsing
Bij de realisatie van het voorliggende initiatief is sprake van een dermate kleinschalige ontwikkeling dat geen nationale belangen in het spel zijn. De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met de nationale belangen zoals verwoord in de Nationale Omgevingsvisie.
Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Navolgende onderwerpen met nationaal belang zijn opgenomen in het Barro en de eerste aanvulling (Stb. 2012, nr. 388):
Toetsing
Voor wat betreft de genoemde onderwerpen en vanwege de aard en kleinschaligheid van het planvoornemen, heeft het Barro geen gevolgen voor het planvoornemen.
Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.
Toetsing
Gelet op vorenstaande bestaan er vanuit het Rarro geen belemmeringen voor het planvoornemen.
De beoogde planontwikkeling levert geen strijd op met de Nationale Omgevingsvisie, het Barro en de Rarro. Het Rijksbeleid is niet aan de orde, omdat sprake is van een kleinschalige ontwikkeling en er geen onderwerpen vanuit de NOVI en Barro op het plangebied van toepassing zijn. Ook gelden er vanuit de Rarro geen beperkingen ten aanzien van het planvoornemen.
Op 1 oktober 2021 hebben Provinciale Staten van Limburg de Omgevingsvisie Limburg vastgesteld, met inachtneming van de aanvaarde amendementen. De Omgevingsvisie Limburg vervangt de Omgevingsvisie POL 2014. De Omgevingsvisie is een strategische en lange termijnvisie (2030-2050) op de fysieke leefomgeving en beschrijft onderwerpen zoals wonen, infrastructuur, milieu, water, natuur, landschap, bodem, ruimtelijke economie, luchtkwaliteit en cultureel erfgoed. Daarnaast worden ook de aspecten gezondheid, veiligheid en een gezonde leefomgeving in de Omgevingsvisie meegenomen. Met de intrede van de POVI is relevant dat de benaming van de goudgroene natuurzone is gewijzigd naar de zone 'natuurnetwerk'. Daarnaast zijn de 'zilvergroene natuurzone' en de 'bronsgroene landschapszone' samengevoegd tot de 'Groenblauwe mantel'.
In de POVI is de provincie opgedeeld in zoneringen. Momenteel zijn deze zoneringen te raadplegen via de 'Atlas Limburg': kaart 'Wonen, werken en recreëren' en verankerd in de Omgevingsverordening Limburg (2021). Het plangebied ligt op basis hiervan binnen de zone 'Buitengebied'.
Uitsnede kaart 'Wonen, werken en recreëren' met aanduiding plangebied.
Over 'Buitengebied' is in de POVI het volgende opgenomen.
Buitengebied
Het buitengebied betreft die delen van het landelijk gebied die niet onderdeel zijn van het Natuurnetwerk of de groenblauwe mantel. Het buitengebied betreft de landelijke gebieden op de Zuid-Limburgse plateaus en op de hogere zandgronden in Noord- en Midden-Limburg, samen zo’n 85.000 hectaren groot. Vergeleken met Noord- en Midden-Limburg zijn er in Zuid-Limburg minder mogelijkheden voor intensieve vormen van grondgebruik op de plateaus. Dit komt door de aard van de ondergrond en de aanwezige omgevingskwaliteiten. Op de hogere zandgronden van Noord- en Midden-Limburg is, rekening houdend met de natuurlijke omstandigheden en de ruimteclaims vanuit verschillende transitieopgaven, een breed scala aan grondgebruiksvormen mogelijk.
Naast de indeling in zoneringen is tevens sprake van diverse provinciale beschermingsgebieden. Onderhavige locatie is gelegen in de zone Roerdalslenk zone III.
Met de komst van de Omgevingswet is een nieuwe omgevingsverordening nodig. In de Omgevingsverordening Limburg 2021 zijn provinciale regels opgenomen voor de fysieke leefomgeving, waaronder op het gebied van milieu, wegen, water, grond, landbouw, natuur, wonen en ruimte. De omgevingsverordening moet passen binnen de kaders en het instrumentarium van de Omgevingswet, maar er worden meteen ook een aantal aanpassingen vanwege nieuwe gewijzigde beleidsinzichten doorgevoerd. Deze nieuwe en gewijzigde onderdelen vinden hun oorsprong in de Omgevingsvisie Limburg. Het gaat hier om instructieregels aan gemeenten op het gebied van wonen, zonne-energie, na ijlende effecten van de steenkoolwinning en huisvestingsvormen voor internationale werknemers. De omgevingsverordening Limburg 2021 zal pas in werking treden op het moment dat ook de Omgevingswet in werking treedt.
In artikel 4.4.1 van de Omgevingsverordening wordt nader ingegaan op boringsvrije zones, waaronder de Roerdalslenk. In artikel 4.4.1 lid 2 is bepaald dat het roeren van de grond in de Roerdalslenk zone III, dieper dan 80 meter tot aan de Bovenste Brunssumklei, vier weken van tevoren schriftelijk moet worden gemeld aan gedeputeerde staten. Dit komt overeen met hetgeen is bepaald in de Omgevingsverordening Limburg 2014.
Aangezien onderhavig voornemen niet gepaard gaat met dergelijke diepe boringen in de bodem, vormt de ligging in de zone 'Roerdalslenk zone III' geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling.
Uitsnede kaart 'milieubeschermings-gebieden' Omgevingsverordening Limburg 2014 met ligging plangebied.
De zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De ladder voor duurzame verstedelijking is door de provincie verankerd in de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014) in artikel 2.2.2, lid 1. Aanvullend op deze ladder heeft de provincie in de Omgevingsverordening Limburg bepaald dat tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen moet worden onderzocht.
Uitgangspunt voor toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is dat sprake dient te zijn van een stedelijke ontwikkeling. Conform artikel 2.2.1 van de OvL2014 is de definitie van een stedelijke ontwikkeling een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Het begrip 'stedelijke ontwikkeling' is in uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State nader verduidelijkt. Van een stedelijke ontwikkeling is bij voorliggende planontwikkeling geen sprake. Conform de jurisprudentie is pas vanaf 12 nieuwe woningen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Derhalve is de ladder voor onderhavig planvoornemen niet van toepassing.
Gelet op vorenstaande uiteenzetting van het vigerende provinciale beleid, bestaan er geen belemmeringen voor de beoogde planontwikkeling.
De samenwerkende gemeenten in Midden-Limburg (Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Roerdalen, Roermond en Weert) hebben naar aanleiding van de Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving en het verrichte woningmarktonderzoek een geactualiseerde structuurvisie opgesteld waarin concrete afspraken zijn gemaakt voor het woningbouwbeleid in de periode 2018 tot en met 2021. Daarnaast wordt een doorkijk gegeven op de verwachte behoefte tot 2030.
In de Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021 wordt aangegeven dat in de regio Midden-Limburg wordt gestreefd naar planreductie. Dat heeft echter niet tot gevolg dat het toevoegen van woningen die daadwerkelijk inspelen op de actuele behoefte niet mogelijk is. Ondanks het reduceren van de planvoorraad, is het nog altijd mogelijk om woningen toe te voegen, mits deze tegemoet komen aan de kwalitatieve behoefte en deze op de juiste plek worden gerealiseerd. Derhalve wordt in de structuurvisie benadrukt dat gemeenten medewerking kunnen verlenen aan kwalitatief goede woningbouwplannen.
In onderhavige situatie is echter geen sprake van het toevoegen van een woning, maar van het herbestemmen van een bedrijfswoning naar een burgerwoning.
Onlangs is het ontwerp 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2022 tot en met 2025' gepubliceerd. Dit heeft ter inzage gelegen tot en met 19 januari 2022.
In deze Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2022 tot en met 2025 (verder: Structuurvisie Wonen 2022) wordt ruimte gemaakt om te bouwen voor de juiste woning, op de juiste plek, op het juiste moment. Daarnaast is er aandacht voor transformatie/herstructurering.
In de Structuurvisie Wonen 2022 ligt de nadruk op het tegemoet komen aan een groeiende woningbehoefte met kwalitatief het juiste aanbod, Dat betekent dat er ambitie is voor - en ruimte wordt gegeven aan - nieuwe plannen die passen bij de kwalitatieve vraag, met aandacht voor aanpassing van plannen die niet (meer) passen bij een actuele behoefte. De Structuurvisie Wonen 2018 bevatte al de hoofdlijn om enerzijds de planvoorraad in beperkte mate terug te dringen én anderzijds mee te werken aan plannen waar kwalitatief behoefte aan bestaat.
In de Structuurvisie Wonen 2022 worden geen afspraken gemaakt met een concrete doelstelling om de planvoorraad terug te dringen. Het teveel aan plannen speelt wel een rol in de verplichte herbeoordeling van de planvoorraad c.q. de functie wonen in omgevingsplannen zoals opgenomen in de instructieregels van de provinciale omgevingsverordening. De eerste actualisatie van de bestaande planvoorraad moet voor 1 januari 2025 plaatsvinden. Deze regionale structuurvisie wordt beschouwd als deze actualisatie. Daarnaast zijn in de provinciale omgevingsvisie ook instructieregels opgenomen om woningbouw te stimuleren en ‘papierenplannen’ tegen te gaan. Dankzij deze Limburg-brede aanpak kunnen gemeenten gezamenlijk optrekken in het proces en beter sturen op een planvoorraad die past bij de actuele kwalitatieve en kwantitatieve behoefte.
Tussentijds blijven gemeenten in het kader van dynamisch voorraadbeheer verantwoordelijk om individuele plannen tegen het licht te houden en te beoordelen of aanpassing nodig is om aan te sluiten bij de lokale, kwalitatieve behoefte. De afgelopen jaren zijn diverse aansporingen gedaan en instrumenten in gang gezet richting initiatiefnemers (via overeenkomsten en/of aanpassingen van het bestemmingsplan) om plannen in overeenstemming te brengen met de vraag en de bouw te versnellen. Dit heeft een positieve invloed op het in evenwicht brengen van planvoorraad en behoefte.
Onderhavige planvoornemen ziet op het herbestemmen van de locatie van 'Bedrijf' en 'Agrarisch' naar deels 'Wonen' en deels 'Tuin' waarbij het gebruiken van de bestaande bedrijfswoning als burgerwoning mogelijk wordt gemaakt. De Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2022 - 2025 (ontwerp) staat deze ontwikkeling derhalve niet in de weg.
De 'Structuurvisie Weert 2025' vormt binnen de gemeente Weert een belangrijke leidraad bij toekomstige ontwikkelingen. Zowel de gemeenteraad als het college van burgemeester en wethouders nemen deze structuurvisie als uitgangspunt bij hun handelen en als basis bij het opstellen van bestemmingsplannen.
In de structuurvisie wordt aangegeven dat Weert een woonstad èn werkstad is: zij beschikt over een grote variatie aan bedrijven zonder een groot overheersend bedrijf of overheersende bedrijfstak. De werkgebieden aan de A2 en de Zuid-Willemsvaart zijn in evenwicht met de diverse woongebieden in de stad en de dorpen. De groei van de stad is ook altijd samengevallen met de economische ontwikkeling: met de uitbreiding van de werkgebieden werden ook de woongebieden uitgebreid.
In de 'Structuurvisie Weert 2025' is opgenomen dat niet-agrarische bedrijven in beginsel niet thuishoren in het buitengebied. Voor nieuwvestiging wordt dan ook geen mogelijkheid geboden. Het onderhavig initiatief, waarbij de bedrijfslocatie wordt verkleind en de bedrijfswoning wordt omgezet naar een burgerwoning. is niet in strijd met dit beleid.
Gelet op vorenstaande uiteenzetting van het gemeentelijke beleid wordt geconcludeerd dat onderhavige ontwikkeling niet strijdig is met dit beleid.
Bij de realisering van een planontwikkeling moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met aspecten uit de omgeving die een negatieve invloed kunnen hebben op het plangebied. Dit geldt omgekeerd ook voor de uitwerking die het project heeft op zijn omgeving. Voor de locatie zijn in dit hoofdstuk de milieuaspecten bodem, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid onderzocht.
Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik.
Ter plaatse van onderhavig plangebied geldt op basis van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' de bestemming 'Bedrijf' en 'Agrarisch'. Het voornemen ziet om de bestemming 'Bedrijf' en 'Agrarisch' te wijzigen in deels 'Wonen' en deels 'Tuin'. Binnen de bestemming 'Bedrijf' is alleen de bedrijfswoning, de oprit en een gedeelte van de tuin gelegen.
Dit bestemmingsplan maakt omzetting van de bestaande planologisch benoemde bedrijfswoning naar een burgerwoning mogelijk. Met het bestemmingsplan wordt het gebruik van de woning als woonfunctie niet gewijzigd. De woning wordt vanaf de oprichting voor een woonfunctie gebruikt. Er hebben zich daarbij geen problemen voorgedaan welke een relatie hebben met de bodemkwaliteit.
De ontwikkeling gaat, behoudens de tuinhuizen, ook niet gepaard met toevoegen van nieuwe woonruimte/verblijfsruimte. Daarnaast hebben binnen het plangebied geen bedrijfs- en/of milieubelastende activiteiten plaatsgevonden.
Om te bepalen of er een in onderhavige situatie een bodemonderzoek nodig is, is de Nota Bodembeheer Limburg Noord 2020 -2029 en de Bodemkwaliteitskaart (BKK) geraadpleegd.
In de De Nota Bodembeheer is onder '2.4 Spoor 2: Omgevingsvergunning afwijken of bestemmingsplan' het volgende opgenomen:
In de planvorming moet rekening worden gehouden met de bodemkwaliteit in relatie tot de toegestane functies. Wanneer blijkt dat de bodemkwaliteit niet geschikt is voor de gewenste bestemming dan moet een afweging worden gemaakt of er een sanering wordt uitgevoerd, het plan wordt aangepast of dat het plan niet doorgaat. Hierbij speelt het kosteneffect een belangrijke rol. Bij het wijzigen van een bestemmingsplan moet daarom de economische haalbaarheid worden aangetoond. De BKK in combinatie met een vooronderzoek NEN 5725 kan in onverdachte situaties gebruikt worden om de haalbaarheid van het plan aan te tonen ten aanzien van het aspect bodem.
Om gebruik te maken van een vooronderzoek in combinatie met de bodemkwaliteitskaart, geldt dat het plangebied onverdacht moet zijn én binnen een gezoneerd deel van de regionale bodemkwaliteitskaart moet liggen. Het vooronderzoek om aan te tonen of een locatie onverdacht is, dient te voldoen aan de onderzoeksaspecten zoals opgenomen in de NEN 5725. Wanneer een locatie (mogelijk) verdacht is, maar aangetoond of gevalideerd kan worden dat deze verdenking niet leidt tot (het vermoeden van) een ernstig geval van bodemverontreiniging of tot beperkingen van de uitvoerbaarheid van het plan, dan is vervolgonderzoek niet noodzakelijk.
De verwachting is dat onderhavig plangebied als 'onverdacht' kan worden aangemerkt. In deze kan de BKK in combinatie met een vooronderzoek NEN5725 worden gebruikt t.b.v. het aantonen van de haarbaarheid van onderhvig planvoornemen. Derhalve is door Aelmans Eco BV een historisch bodemonderzoek (vooronderzoek NEN 5725) uitgevoerd. De volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen als bijlage 1 bij deze toelichting.
Op basis van het verrichte onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd.
Uit de voorhanden zijnde historische informatie zijn geen aanwijzingen aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van mogelijke bodemverontreinigingen en/of bodembedreigende activiteiten. Daarnaast zijn tijdens de terreininspectie geen aanwijzingen geweest, welke zouden kunnen wijzen op enige vorm van bodemverontreiniging.
De aangetroffen verontreinigingen ter plaatse van de het voormalige tankstation aan de Ringbaan Zuid 25 zijn afdoende in beeld gebracht. Voornoemde verontreinigingen hebben echter geen directe invloed op onderhavig te onderzoeken plangebied.
Ten aanzien van de locatie luidt, op basis van vorenstaande, de hypothese: onverdacht.
Van belang is voorts, dat de verantwoordelijkheid van Aelmans Eco B.V. voor het historisch bodemonderzoek beperkt is tot de resultaten ten grondslag liggende en de op het moment van onderzoek ter beschikking staande gegevens.
Op basis van voornoemd historisch bodemonderzoek (NEN 5725) kan worden geconcludeerd dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor onderhavig planvoornemen aan de Rinbaan Zuid 27 te Weert.
Met betrekking tot het aspect geluid kan sprake zijn van geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai. Bij voorliggende ontwikkeling speelt het aspect wegverkeerslawaai en industrielawaai een rol.
Ten aanzien van wegverkeerslawaai geldt dat onderhavig initiatief plaatsvindt op een bestaande bedrijfsbestemming waar een bedrijfswoning reeds aanwezig is. In de nieuwe opzet wordt geen nieuwe woonfunctie toegevoegd. Een tuinhuis is geen geluidgevoelige object.
De Wet geluidhinder voorziet niet in een onderzoeksverplichting voor situaties waarin een bestaande bedrijfswoning wordt omgezet in een burgerwoning, waarbij ook geen uitbreiding van het pand plaatsvindt. Als gevolg hiervan is het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder dan ook niet noodzakelijk.
Grenzend aan het plangebied ligt Tankstation De Haan. De woning Ringbaan Zuid 27 was oorspronkelijke de bedrijfswoning behorende bij Ringbaan 25. In het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' is de bedrijfswoning opgenomen binnen de bestemming 'Bedrijf' behorende bij het tankstation.
Ten behoeve van het realiseren van het tankstation is in 1997 een akoestisch onderzoek (kenmerk A/97428, d.d. 20 juni 1997) uitgevoerd. In dit onderzoek is ook de betreffende bedrijfswoning Ringbaan Zuid 27 meegenomen.
In dit akoestisch onderzoek zijn de volgende conclusies getrokken:
Samenvattend kan gesteld worden, dat alleen vanwege piekgeluiden in de avond- en nachtperiode ' eventuele hinder van de inrichting kan worden verwacht. Het aanbrengen van eventuele afschermende voorzieningen kan worden overwogen. Echter zal hier met een hoogte tot 4 m rekening moeten worden gehouden, waarbij reeds langs de inrit en uitrit een aanzet dient te gebeuren om enig effect te sorteren. Of dit ten goede zal komen van de verkeersveiligheid is nog maar de vraag.
Door het bevoegd gezag kunnen aanvullende voorschriften worden opgelegd, waarbij toetsing van piekgeluidniveaus achterwege kunnen blijven.
Om de hinder van het tankstation te beperken is vastgelegd dat het tankstation is gesloten tussen 23.00 uur en 6.00 uur. Met betrekking tot de equivalente ontvangstniveaus (LAeq)) ter plaatse van de woning Ringbaan Zuid 27 bedragen de hoogste geluidsniveaus volgens het akoestisch onderzoek 46/44/35 dB(A) voor de dag-, avond- en nachtperiode. In het akoestisch onderzoek is nog uitgegaan van een opening van het tankstation het gehele etmaal. Op basis van de beperkte openingstijden zijn de langtijdgemiddelde geluidsbelastingen in de avond- en nachtperiode in de praktijk lager dan berekend.
Bij een dergelijke woning als de Ringbaan Zuid 27 mag uitgegaan worden van een minimale geluidwering van de gevels van 20 dB(A). Er wordt derhalve voldaan aan het gewenste binnengeluidniveau van maximaal 35 dB(A).
Gelet op het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat ter plaatse van de woning Ringbaan Zuid 27 sprake is van een overwegend aanvaardbaar woon- en leefklimaat en vormt het aspect geluid geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat (andersom) nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het waar mogelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
De gemeente beslist zelf of zij op een bepaalde locatie bedrijven of woningen wil mogelijk maken. Dit besluit dient echter wel zorgvuldig te worden afgewogen en te worden verantwoord.
Het plangebied is gelegen aan de Ringbaan Zuid 27 te Weert. Het voornemen is om ter plekke de bestemming 'Bedrijf' en 'Agrarisch' te wijzigen in deels 'Wonen' en deels 'Tuin'. Binnen de bestemming 'Wonen' wordt de huidige bedrijfswoning dan een reguliere burgerwoning. Verder wordt binnen de bestemming 'Wonen' ook de gebouwaanduiding 'bijgebouwen' (max. 150 m2) opgenomen.
Aan de noord- en oostzijde grenst het plangebied aan bedrijfsbestemmingen, zijnde Ringbaan Zuid 29/31 en Ringbaan 25. Ten zuiden grenst de locatie aan een woonbestemming (Keenterstraat 29). In de directe omgeving van het plangebied liggen aan de Keenterstraat meerdere woonbestemmingen en enkele agrarische bedrijven (Keenterstraat 11, 18 en 41) Van enkele agrarische bedrijven aan de Keenterstraat hebben de woningen de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bedrijfswoning', wat inhoudt dat deze woningen ook door burgers bewoond mogen worden. In oostelijke richting en op een afstand van ca. 200 meter van het plangebied ligt aan de Keenterstraat 43/43A een manege. Op een afstand van ca. 175 meter en 250 meter van het plangebied liggen in westelijke-zuidwestelijke richting aan de Bocholterweg 15A en 27 twee agrarische bedrijven met de functieaanduiding 'intensieve veehouderij'. In westelijke richting, aan de Mastenbroekweg 2 ligt op een afstand van ca. 300 meter van het plangebied een bedrijfsbestemming met detailhandel en waar mengvoeder wordt geproduceerd. Verder liggen er aan de Bocholterweg diverse woonbestemmingen en een bedrijfsbestemming (Bocholterweg 29)
Gelet op bovenstaande mag geconcludeerd worden dat er sprake is van een gemengd gebied. Onderzocht moet worden of de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de (agrarische) bedrijfslocaties invloed hebben op het woon- en leefklimaat van de woning Ringbaan Zuid 27 en of door het planvoornemen sprake is van (extra) belemmeringen voor bedrijven in de directe omgeving.
Ringbaan Zuid 29 en 31:
Op de locatie Ringbaan Zuid 29/31 ligt Tanksation de Haan. Hierbij ligt ook een autowasstraat. Ter plaatse is verkoop van motorbrandstoffen met LPG toegestaan.
Op basis van de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering (versie 2009)' geldt voor het tankstation (met LPG > 1.000 m3/jr een minimale richtafstand van 200 meter voor het aspect gevaar. De bestaande (bedrijfs)woning Ringbaan Zuid 27 ligt binnen deze richtafstand, maar buiten de veiligheidszones van 40 meter tot afstand vanaf vulpunt, 25 meter van LPG tank en 15 meter vanaf afleverzuil van de risicovolle inrichting (LPG installatie). Voor de andere 3 relevante aspecten: geur en stof en geluid mag uitgegaan worden van een minimale richtafstand van 10 meter voor geur en geluid en 0 meter voor stof. Gelet op het feit dat sprake is van een bestaande situatie en de afstanden tot de daadwerkelijke tankinstallaties in de nieuwe situatie niet wijzigen, kan gesteld worden dat het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning Ringbaan Zuid 27 voor de aspecten gevaar, geur en stof hetzelfde en daarmee ook aanvaardbaar blijven. Voor het aspect geluid wordt verwezen naar bovenstaande paragraaf 5.2.
Met betrekking tot mogelijke (extra) belemmeringen van de bedrijfsontwikkeling van het tankstation als gevolg van het planvoornemen kan gesteld worden dat reeds andere woningen hiervoor maatgevend zijn. Dit blijkt namelijk uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek in 1997 waarnaar ook in paragraaf 5.2 verwezen wordt. Uit dit onderzoek blijkt dat de woningen aan de noordzijde van de Ringbaan Zuid een hogere geluidbelasting hebben dan de betreffende woning Ringbaan Zuid 27. Daarmee zijn deze woningen dus maatgevend voor de mogelijke bedrijfsontwikkeling van het tankstation.
Ringbaan Zuid 25:
Op de locatie Ringbaan Zuid 25 ligt een meubelzaak. Ter plaatse is meubelhandel toegestaan. Op basis van de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering (versie 2009)' geldt hiervoor een minimale richtafstand van 10 meter voor het aspect geluid. Vanwege de ligging in gemengd gebied mag 1 trede terug worden gegaan in de richtafstand, waardoor een richtafstand van 0 meter geldt voor het aspect geluid. Voor de andere 3 relevante aspecten: geur en stof en gevaar mag uitgegaan worden van een minimale richtafstand van 0 meter. Aan de richtafstanden wordt voldaan. Gelet op het feit dat sprake is van een bestaande situatie en de afstanden in de nieuwe situatie niet wijzigen, kan gesteld worden dat het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning Ringbaan Zuid 27 hetzelfde en daarmee ook aanvaardbaar blijft. Het planvoornemen levert ook geen (extra) belemmeringen op voor het bedrijf aan de Ringbaan Zuid 25.
Keenterstraat 11, 18 en 41:
Op de locaties Keenterstraat 11, 18 en 41 ligt de bestemming 'Agrarsich - Agrarsich bedrijf'. Hier is geen intensieve veehouderij (IV) toegestaan. Er is wel nog altijd een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering mogelijk. Worst case uitgaande van een akkerbouwbedrijf met rundvee (niet intensief, want dat is niet toegestaan ter plaatse) of alleen rundvee, geldt op basis van de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering en op basis van gemengd gebied, een richtafstand van 50 meter voor het aspect geur. Voor de andere 3 relevante aspecten: stof, geluid en gevaar mag uitgegaan worden van een minimale richtafstand van 10 meter.
Wet geurhinder en veehouderij
Met betrekking tot de dieren, waarvoor in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder o.a. paarden, jongvee en melkrundvee, geldt in het buitengebied bovendien een minimale afstand van 50 meter van het dierverblijf (emissiepunt) tot de gevel van een geurgevoelig object zoals een woning.
De afstand van het plangebied tot de hierboven genoemde bedrijfslocaties is meer dan 50 meter. Aan de richtafstanden uit de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering en de vaste afstandeisen uit de Wgv wordt voldaan. Het planvoornemen levert derhalve ook geen (extra) belemmeringen op voor de hier vermelde agrarische bedrijfsbestemmingen. Deze worden bovendien al beperkt in hun ontwikkeling door de meer nabij gelegen andere woonbestemmingen aan de Keenterstraat.
Keenterstraat 43/43A:
Op de locatie Keenterstraat 43/43A ligt de bestemming 'Sport - Manege'. Op basis van de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering (versie 2009)' geldt voor een dergelijk bedrijf een minimale richtafstand van 50 meter voor het aspect geur, 30 meter voor de aspecten stof en geluid en 0 meter voor gevaar.
Wet geurhinder en veehouderij
Met betrekking tot de paarden die er mogelijk gehouden mogen worden en waarvoor in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) geen geuremissiefactor is vastgesteld, geldt in het buitengebied een minimale afstand van 50 meter van het dierverblijf (emissiepunt) tot de gevel van een geurgevoelig object zoals een woning.
De afstand van het plangebied tot Keenterstraat 43/43A bedraagt ca. 200 meter. Aan de richtafstanden en de vaste afstandeisen uit de Wgv wordt voldaan. Het planvoornemen levert derhalve ook geen (extra) belemmeringen op voor deze locatie. Deze wordt bovendien al beperkt in de ontwikkeling door de meer nabij gelegen andere woonbestemmingen aan de Keenterstraat.
Bocholterweg 15A en 27:
Op de locaties Bocholterweg 15A en 27 zijn agrarische bedrijven aanwezig met de functieaanduiding 'intensieve veehouderij'. Bekend is dat van een van de bedrijven de in 2019 de vergunning (milieu) is ingetrokken. De functieaanduiding is echter nog steeds van toepassing. De afstand van deze locaties tot onderhavig plangebied bedraagt circa 175 meter tot 250 meter. Op basis van de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering (versie 2009)' geldt voor een intensieve veehouderij een minimale richtafstand van 200 meter voor het aspect geur. Vanwege de ligging in gemengd gebied mag 1 trede terug worden gegaan in de richtafstand, waardoor een richtafstand van 100 meter geldt voor het aspect geur.
Voor pluimveebedrijven gelden echter geurnormen op basis van de Wgv. Deze kunnen niet worden weggeschreven op basis van de afstand tot de pluimveehouderij. Derhalve wordt het aspect geur onderstaand ook nog behandeld onder het kopje 'Woon en leefklimaat', alwaar blijkt dat het aspect geur onderhavige planontwikkeling niet in de weg staat.
Voor de andere 3 relevante aspecten: stof, geluid en gevaar gelden richtafstanden van 10, 30. en 0 meter. Hier wordt ruimschoots aan voldaan.
Het planvoornemen belemmert de mogelijk ontwikkeling van onderhavige bedrijven eveneens niet. Bovendien worden die al belemmert door de meer nabij gelegen en daardoor maatgevende woningen aan de Keenterstraat en Bocholterweg.
Bocholterweg 29:
Op de locatie Bocholterweg 29 geldt de bestemming 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handelsonderneming'. Op basis van de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering en op basis van gemengd gebied, geldt een minimale richtafstand van 10 meter voor het aspect geluid. Gelet op de afstand tot het plangebied, ca. 380 meter, vormt dit bedrijf geen belemmering voor onderhavige planontwikkeling. Omgekeerd belemmert het planvoornemen de mogelijk ontwikkelingen op deze locatie ook niet. Bovendien worden die mogelijke ontwikkelingen al belemmert door de meer nabij gelegen woningen aan de Bocholterweg en Keenterstraat.
Mastenbroekweg 2:
Op de locatie Mastenbroekweg 2 ligt de bestemming 'Bedrijf' met de functieaanduidingen 'detailhandel' en specifieke vorm van bedrijf - mengvoederbedrijf'. Op basis van de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering en op basis van gemengd gebied, geldt voor een mengvoederbedrijf een minimale richtafstand van 200 meter voor de aspecten geur en geluid. Gelet op de afstand tot het plangebied, ca. 350 meter, vormt dit bedriijf geen belemmering voor onderhavige planontwikkeling. Omgekeerd belemmert het planvoornemen de mogelijk ontwikkelingen op deze locatie ook niet. Bovendien worden die mogelijke ontwikkelingen al belemmert door de meer nabij gelegen woningen aan de Mastenroekweg, de Bocholterweg en Keenterstraat.
Gelet op vorenstaande vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling aan de Ringbaan Zuid 27 te Weert.
Woon- en leefklimaat
Geurhinder
De woning Ringbaan Zuid 27 is een monemteel al een geurgevoelig object (bedrijfswoning anders dan bij een veehouderij). Dit betekent dat de woning v.w.b. de veehouderijen in de omgeving al wordt gezien en getoetst als een geurgevoelig object. De verandering van de bestemming van de woning verandert hier niets aan. De functie blijft immers 'wonen'. Dit betekent ook dat de geurbelasting op de woning bij toetsing van de bedrijfsontwikkelingen van de betreffende veehouderijen in het verleden al aanvaardbaar zijn gebleken/ binnen de norm is gebleven en daarmee dus ook een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd.
Met betrekking tot het plangebied zijn het de intensieve veehouderijen waarvoor geuremissienormen gelden en waarbij de geurbelasting op de woning bepalend is voor het woon- en leefklilmaat. In artikel 3 van de “Verordening geur en veehouderijen gemeente Weert 2007” wordt aangegeven dat voor het buitengebied een maximale achterliggende geurbelasting van 14 ou/m³ is toegestaan.
Ondanks het feit dat er ter plaatse van woning al sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is er een cumulatieve geurberekening uitgevoerd om een beeld te krijgen wat de geurbelasting ter plaatse is.
Uit een cumulatieve geurberekening met actuele brongegevens blijkt dat de geurbelasting ter plaatse van het plangebied tussen de 3,6 en 4,9 OU/m³ ligt. De resultaten van de actuele cumulatieve geurberekening worden in onderstaande afbeeldingen weergegeven. Voor het aspect geurhinder is daarmee aangetoond dat er zelfs sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De gegevens m.b.t. de cumulatieve geurberekening zijn opgenomen als bijlage 3 bij deze toelichting.
Resultaat cumulatieve geurberekening plangebied (1).
Resultaat cumulatieve geurberekening plangebied (2).
Luchtkwaliteit
In aanvulling op het bovenstaande is tevens de kwaliteit van de lucht ter plaatse bekeken. Op basis van informatie van het RIVM (Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland) blijkt dat in 2021 ter plaatse van het plangebied de concentratie PM10 ca. 17,87 ug/m3 bedroeg, de concentratie PM2,5 bedroeg ca. 10,69 µg/m³ en de concentratie NO2 bedroeg ca. 11,96 µg/m³. Voor 2030 (gegevens 2022) bedragen ter plaatse van het plangebied de concentratie PM10 ca. 14,42 ug/m3, de concentratie PM2,5 ca. 7,57 µg/m³ en de concentrayie NO2 ca. 8,63 µg/m³. In de Wet milieubeheer is de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 en NO2 40 µg/m³. Voor PM2,5 bedraagt de jaargemiddelde grenswaarde 25 µg/m³.
Op basis van de informatie (kaarten) van het RIVM kan derhalve geconcludeerd worden dat met betrekking tot de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Gelet op het voorgaande kan in het plangebied het huidige woon- en leefklimaat worden gewaarborgd. Het aspect milieuzonering en de Wet geurhinder en veehouderij vormt derhalve geen belemmering voor het planvoornemen, maar ook niet voor mogelijke toekomstige ontwikkelingen van omliggende bedrijven.
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm). Omdat de luchtkwaliteitseisen op zijn genomen in titel 5.2 van de Wm, staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'.
Het doel van titel 5.2 Wm is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.
Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex. artikel 5.16 Wm:
Deze Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) legt vast wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de toename van concentraties van bepaalde stoffen in de lucht. Een project is NIBM wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Het NSL is vanaf augustus 2009 van kracht, zodat de 3% grens aangehouden dient te worden.
In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen en 1 ontsluitingsweg niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht.
Onderhavig planvoornemen heeft betrekking op het herbestemmen van de huidige bedrijfswoning naar een burgerwoning. Er komt geen nieuwe woning bij. Het planvoornemen draagt derhalve 'niet in betekende mate' bij aan de toename van concentraties van bepaalde stoffen in de lucht.
Met inachtneming van de kleinschalige aard van onderhavige ontwikkeling wordt geconcludeerd dat onderhavig voornemen geen invloed heeft op het aspect luchtkwaliteit. Het planvoornemen leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Dit besluit is gericht op de beperking van de vestiging in de nabijheid van provinciale en rijkswegen van gevoelige bestemmingen, zoals gebouwen voor kinderopvang, scholen, verzorgings- of verpleegtehuizen.
Het Besluit gevoelige bestemmingen is niet op onderhavig planvoornemen van toepassing.
Gelet op het vorenstaande en hetgeen is omschreven onder '5.3 Milieuzonering', vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling.
In onderhavig geval is geen sprake van het realiseren van een nieuwe kwetsbaar object. Er wordt geen nieuwe woonfunctie toegevoegd. In de nieuwe situatie krijgt de huidige bedrijfswoning een reguliere woonbestemming. De woonfunctie wijzigt derhalve niet. Het plangebied is wel gelegen in het invloedsgebied van de ondergrondse LPG tank van Tankstation De Haan aan de Ringbaan Zuid 31 te Weert.
Het beleid in het kader van de externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving voor wat betreft handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen, alsook op het vervoer van deze stoffen.
Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, vloeit de verplichting voort om in het kader van ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze risico's worden beoordeeld op twee soorten risico: het groepsrisico en het plaatsgebonden risico.
Het groepsrisico (GR) beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen tegelijkertijd komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek. In het Bevi is een verantwoordingsplicht binnen het invloedsgebied opgelegd, i.c. het gebied binnen de zogenaamde 1%-letaliteitsgrens, zijnde de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf.
Voor elke verandering van het groepsrisico, dit kan een af- of toename zijn, in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd. Deze verantwoording ziet toe op de wijze waarop de toelaatbaarheid van de verandering van het groepsrisico in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico, worden ook andere aspecten meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Hieronder vallen onder meer de zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid van een calamiteit.
Het plaatsgebonden risico (PR) beschrijft de kans dat een onbeschermd individu in een jaar komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron. Voorbeelden van risicobronnen zijn bedrijven, (vaar)wegen en spoorlijnen. De 10-6-contour is de maatgevende grenswaarde, binnen welke contour geen kwetsbare objecten mogen worden opgericht.
Ten behoeve van de beoordeling van de voor het onderhavige kwetsbare object mogelijke externe veiligheidsrisico's, is de Risicokaart.nl geraadpleegd. Op de risicokaart is informatie opgenomen over transportroutes, buisleidingen, en risicovolle inrichtingen.
Met inachtneming van de Risicokaart.nl staat voorop dat in de directe omgeving van onderhavig plangebied een risicovolle inrichtingen (BEVI) is gelegen. Dit betreft Tankstation De Haan. Hier ligt aan de noordwestzijde een LPG installatie waarbij voor het vulpunt conform de gegevesn van de Risicokaart.nl een veiligheidsafstand (PR 10-6) geldt van 35 meter (40 meter conform gegevens vigerend besetmmingplan). De exacte afstand maakt met betrekking tot het planvoornemen echter niets uit. In de nieuwe situatie ligt een gedeelte van de bestemming 'Tuin' binnen deze afstand. Dit vormt verder geen probleem voor de planontwikkeling. Verder heeft de LPG-tank een veiligheidsafstand van 25 meter (PR 10-6). Dit reikt tot net in het plangebied ter plaatse van de bestemming 'Tuin' en vormt verder ook geen probleem voor de planontwikkeling. De LPG-afleverinstallatie heeft een veiligheidsafstand van 15 meter (PR10--6) en reikt niet tot in het plangebied. De woning ligt wel in het invloedsgebied (150 meter) van de LPG-tank.
Voor wat betreft de verantwoording van het groepsrisico geldt dat met onderhavig initiatief de personendichtheid in het invloedsgebied niet toeneemt. Naar het zuiden en oosten toe is ruim voldoende gelegenheid om zichzelf in veilgheid te brengen bij een eventueel ongeval of ramp. Vanuit die richtingen is de woning Ringbaan Zuid 27 ook bereikbaar voor eventuele hulpdiensten.
Vanwege de LPG-installatie bij het Tankstation De Haan is ook een 'veiligheidszone - risicovolle inrichting' opgenomen in het vigerende bestemmingsplan. Deze zone ligt voor een klein gedeelte in de nieuwe bestemming 'Tuin' van het plangebied. Dit houdt in dat ter plaatse van deze zone geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gerealiseerd mogen worden. Hiervan is in de nieuwe situatie ook geen sprake.
Verder liggen er geen ander risicocontouren over de planlocatie of in de nabijheid van de planlocatie.
Het plaatsgebonden en groepsrisico risico vormen derhalve geen belemmering voor de planontwikkeling.
Uitsnede Risicokaart.nl met aanduiding plangebied.
In de nabijheid van het plangebied liggen volgens de risicokaart geen transportroutes waarover transport met gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Op ca. 50 meter afstand ten noorden van het plangebied ligt een buisleiding (PRB type K1). Hierbij zijn geen veiligheidsafstanden (plaatsgebonden risico's) of invloedsgebieden (groepsrisico's) vermeld. Gesteld kan worden dat het planvoornemen geen hinder ondervindt van deze buisleiding.
Als gevolg van onderhavige planontwikkeling ontstaan er geen (extra) risico's in het kader van externe veiligheid. Daarbij kan worden gesteld dat de zelfredzaamheid in casu goed te noemen is. Ook is de bereikbaarheid van de locatie bij een eventuele calamiteit goed. Hierdoor is de ontwikkeling in het kader van de externe veiligheid verantwoord te noemen.
Gelet op vorenstaande vormt het aspect externe veiligheid geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling.
Naast de diverse milieutechnische aspecten, zoals uiteengezet in hoofdstuk 5, dient tevens te worden gekeken naar de overige ruimtelijke aspecten. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten archeologie, kabels en leidingen, verkeer en parkeren, waterhuishouding, natuur- en landschap, flora en fauna en duurzaamheid.
Archeologische waarden zijn bij wet beschermd (Monumentenwet 1988, hoofdstuk vijf 'Archeologische monumentenzorg'). Gemeenten zijn verantwoordelijk voor hun eigen bodemarchief. De gemeente is dus het bevoegde gezag indien het gaat om het toetsen van de archeologische onderzoeken en Programma's van Eisen. Voorheen werd dit door de provincie gedaan, maar deze beperkt zich momenteel tot zaken die van provinciaal belang zijn. Voor (gemeentelijke) bestemmingsplannen (daaronder tevens begrepen: wijzigingsplannen) betekent dit concreet het volgende:
Met inachtneming van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' is ter plekke van onderhavig plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog' opgenomen waarmee eventuele archeologische elementen en terreinen worden beschermd. In artikel 32.2.1 van de planregels is bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, die betrekking heeft op de voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden, een rapport dient te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld. Op deze hoofdregel zijn echter een aantal uitzonderingen van toepassing. Zo geldt er geen archeologische onderzoeksplicht indien sprake is van vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. Eveneens is geen archeologisch onderzoek nodig indien een bouwwerk met een verstoringsoppervlakte kleiner dan 250 m2 wordt opgericht, ongeacht de diepte.
In het kader van voorliggende bestemmingsplanprocedure is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek ten behoeve van onderhavig planvoornemen niet nodig. Er vinden immers geen bouwactiviteiten en ook geen verstoringen van de bodem plaats. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog' blijft gehandhaafd.
Op het perceel en in de nabijheid zijn geen aangewezen monumenten aanwezig. Het perceel ligt wel binnen de molenbiotoop van de Sint Annamolen Keent. Wat betreft de zichtlijnen en biotoop blijven de waarden van deze rijks beschermde molen voldoende gewaarborgd.
Door het plangebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen met een planologische beschermingszone. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt.
Het voornemen is gericht op het omvormen van een bedrijfs- en agrarische bestemming met bedrijfswoning tot een locatie met 1 woning met bijgebouwen en tuin. Hierbij wordt de bestaande bedrijfswoning omgevormd tot een burgerwoning. Omdat er geen woning bijkomt heeft dat ook geen gevolgen voor de parkeerbehoefte en leidt het niet tot extra verkeer. Het planvoornemen zal dus niet leiden tot meer verkeer van en naar de locatie en ook niet tot meer parkeerbehoefte.
Ook aan de ontstluiting en wegstructuur hoeft ten behoeve van het planvoornemen niets te worden gewijzigd.
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect verkeer en parkeren geen belemmeringen vormt voor onderhavig planvoornemen.
Water vormt een steeds belangrijker aspect bij ontwikkelingen op onder meer het gebied van woningbouw en bedrijventerreinen. Belangrijke thema's zijn: het vasthouden in plaats van direct afvoeren van hemelwater, het hergebruik van water, het zuinig omgaan met drinkwater en het beperken van de onttrekking van grondwater. Het is dan ook verplicht om bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de toelichting c.q. ruimtelijke onderbouwing aan te geven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Deze verantwoording wordt ook wel de waterparagraaf genoemd. Deze paragraaf kan als waterparagraaf worden beschouwd.
De locatie ligt niet in een uitzonderingsgebied zoals deze aangegeven zijn in de door de gemeenteraad vastgestelde verordening op hemel- en grondwater. Het gaat bij onderhavig bestemmingsplan in feite om een functiewijziging zonder een toename van de bebouwingsmogelijkheden en verhard oppervlak. Daarom is er in dit geval geen reden om via het bestemmingsplan extra eisen te stellen aan de hemelwateropvang en berging. Er bestaat een mogelijkheid om op grond van de Verordening op de afvoer van hemel en grondwater hiervoor meer gebieden aan te wijzen, maar dat heeft de gemeenteraad van Weert tot nu toe niet gedaan en is hier dan ook niet van toepassing.
Gelet op het vorenstaande vormt het aspect waterhuishouding geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling.
Natura2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In Natura2000 gebieden worden bepaalde diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving beschermd door de biodiversiteit te behouden. Natura2000 gebieden worden beschermd door de 'Wet Natuurbescherming'.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied betreft het 'Weerter- en Budelerbergen & Ringselven'. Dit Natura-2000 gebied ligt op ruim 3,4 kilometer ten westen van onderhavig plangebied. Ter plaatse van onderhavig plangebied zelf is geen Natura2000-gebied aanwezig.
Omdat stikstofemissie mogelijk een effect kan veroorzaken op Natura-2000 gebieden, dient getoetst te worden of het planvoornemen mogelijk vergunningsplichtig is in het kader van de Wet natuurbescherming.
Met onderhavig planvoornemen wijzigt er ten aanzien van het gebruik van de locatie niets. Alleen de bestemmingen wijzigen van 'Bedrijf' en 'Agrarisch' naar deels 'Wonen' en deels 'Tuin'. De bestaande bedrijfswoning wordt omgevormd tot burgerwoning. Aan de woning zelf wijzigt niets en ook ten aanzien van de verkeersbewegingen van en naar de woning wijzigt er niets. Het planvoornemen leidt dus niet tot een toename van stikstofemissie. De gebruiksfase in de nieuwe situatie leidt dus ook niet tot een toename van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden. Negateve effecten als gevolg van de NOx- en NH3-emissie gedurende de gebruiksfase in de nieuwe situatie kunnen derhalve worden uitgesloten.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. In deze wet zijn de onderdelen uit de Europese Habitatrichtlijn en onder meer de Vogelrichtlijn, die de bescherming van soorten betreft, geïmplementeerd. De wet biedt ook het kader voor de bescherming van inheemse dier- en plantensoorten die geen bescherming genieten op grond van de Habitatrichtlijn. Er gelden een aantal verboden ter bescherming van beschermde dier- en plantensoorten.
Artikel 1.11 Wet natuurbescherming voorziet in een algemene verplichting voor een ieder om voldoende zorg te dragen voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.
Met onderhavig planvoornemen wijzigt er ten aanzien van het gebruik van de locatie niets. Alleen de bestemmingen wijzigen van 'Bedrijf' en 'Agrarisch' naar deels 'Wonen' en deels 'Tuin'. Van verstoringen van mogelijke verblijfplaatsen van beschermde dier- en plantensoorten, alsook van algemene soorten, is hierbij geen sprake. Een onderzoek naar de aanwezigheid van deze soorten is dan ook niet noodzakelijk.
Derhalve wordt geconcludeerd dat het aspect flora en fauna geen belemmeringen vormt voor onderhavige planontwikkeling.
Duurzame stedenbouw verbreedt de aandacht naar meer aspecten dan alleen de verkaveling en ontsluiting. Duurzaamheid gaat ook om een zuinig ruimtegebruik, milieuvriendelijkheid, veilig verkeer en vervoer en natuur en rekening houden met het waterhuishoudingsysteem, omgevingsinvloeden, landschapsstructuren en landschapselementen.
Dit betekent in de praktijk dat gelet moet worden op het materiaalgebruik, de vormgeving, gebruik van alternatieve energiebronnen, compact bouwen, intensief ruimtegebruik en flexibel bouwen (levensloopbestendig).
Met onderhavig planvoornemen wijzigen alleen de bestemmingen van 'Bedrijf' en 'Agrarisch' naar deels 'Wonen' en 'Tuin'. De bestaande bedrijfswoning wordt hierbij omgevormd tot burgerwoning. Aan de bestaande woning wijzigt hierbij niets. Het aspect duurzaamheid speelt in zoverre geen rol.
Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het tweede lid van artikel 6.12 Wro is aangegeven dat onder andere van het opstellen van een exploitatieplan kan worden afgezien wanneer het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd.
Onderhavig planvoornemen en de daarmee samenhangende kosten zij voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Het opstellen van een exploitatieplan is daarmee verder niet aan de orde.
In verband met het kostenverhaal en het voorkomen van risico's voor de gemeente zal tussen de initiatiefnemer en de gemeente een planschadeverhaalovereenkomst worden afgesloten. Eventuele tegemoetkomingen in planschade zijn dan ook niet voor rekening van de gemeente Weert. De initiatiefnemer voert het planvoornemen uit voor eigen rekening en risico, waarmee sprake is van een financieel uitvoerbaar plan.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Tussen gemeente en verschillende instanties moet overleg over het plan worden gevoerd alvorens een ontwerpbestemmingsplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Daartoe dient een omgevingsdialoog gevoerd te worden. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
Omgevingsdialoog
Initiatiefnemer heeft in het belang van het planvoornemen de directe omwonenden/belanghebbende bezocht en het plan kenbaar gemaakt. Dit zijn: de afgevaardigde van Tankstation De Haan, de eigenaar van Ringbaan Zuid 25 en de bewoner van Keenterstraat 29. Deze directe omwonenden/belanghebbende hebben hiervoor ook een formulier ingevuld en ondertekend. Hieruit kan geconcludeerd dat de betreffende personen geen bezwaar hebben tegen onderhavig initiatief. De ondertekende formulieren zijn als bijlage 2 opgenomen bij deze toelichting.
Vooroverleg
Volgens artikel 3.1.1. Bro moet vooroverleg worden gevoerd met diensten van het Rijk, provincie en het Waterschap. Deze instanties kunnen aangeven dat in bepaalde gevallen vooroverleg niet noodzakelijk is. Gelet op de conclsusies in hoofdstuk 4 'Beleid' zijn er geen nationale en provinciale belangen in het geding. Vooroverleg met het Rijk en de Provincie is dan ook niet noodzakelijk. Verder zijn de waterschapsbelangen meegenomen en is vooroverleg met Waterschap eveneens niet nodig.
Inspraak
Ingevolge artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening dienen burgemeester en wethouders te besluiten en te publiceren of er terinzagelegging van het bestemmingsplan plaatsvindt, of er zienswijzen kunnen worden ingediend en of een onafhankelijke adviesinstantie advies uitbrengt. Ook is in voornoemd artikel bepaald dat het voornemen tot het voorbereiden van een wijzigingsplan, waarbij geen MER wordt opgesteld, dient te worden gepubliceerd conform artikel 3:12, lid 1 en 2 van de Algemene wet bestuursrecht en langs elektronische weg.
Gezien de geringe ruimtelijke impact van het plan zal geen (facultatieve) inspraakprocedure worden opgestart.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 28 juli 2022 voor een periode van 6 weken voor eenieder ter inzage gelegen. Er zijn tegen het ontwerpbestemmingsplan geen zienswijzen ingediend. Daarop aansluitend heeft de gemeenteraad van Weert het bestemmingsplan op 16 november 2022 ongewijzigd vastgesteld. Het raadsbesluit is bijgevoegd als Bijlage 4.
De handhavingsnota 'Handhaven in Weert' van 14 juli 2010 bevat het beleidsmatig kader voor de handhaving van regels met betrekking tot gedrag van mensen in relatie tot fysieke objecten en de fysieke omgeving. Het vormt dus ook het beleid met betrekking tot toezicht en handhaving van bestemmingsplannen en bouwvoorschriften. De nota biedt een eenduidig kader voor de sturing van de uitvoering. Voor burgers en bedrijven is duidelijk hoe de gemeente haar handhavingstaak invult.
Ter uitwerking van het beleid in deze handhavingsnota wordt jaarlijks een handhavings- uitvoeringsprogramma opgesteld. In dit programma wordt aangegeven welke handhavingsdoelen worden nagestreefd, welke aanpak wordt gekozen om die doelen te realiseren en welke menskracht en middelen daarvoor nodig zijn. Zo ook met betrekking tot toezicht en handhaving van bestemmingplannen. Uitgangspunt is immers dat binnen de beschikbare formatie en middelen keuzes worden gemaakt. Het is echter niet mogelijk dat de gemeente continue en overal op de naleving van alle regels toeziet. Het zwaartepunt van de inzet ligt bij toezicht en handhaving van de prioritaire onderwerpen die uit de risicoanalyse naar voren komen. Daarnaast wordt capaciteit gereserveerd om adequaat te kunnen reageren op klachten, meldingen en incidenten.
Weert zet vooral in op het verbeteren van het naleefgedrag en heeft een terke voorkeur voor preventief optreden boven repressief optreden. De gemeente benadrukt dat burgers en bedrijven ook een eigen verantwoordelijkheid dragen. De reactie van de gemeente zal stringenter zijn wanneer een overtreder weinig of geen eigen verantwoordelijkheid neemt. De basis voor het gemeentelijk optreden is echter beschreven in het gestandaardiseerd handhavingsprotocol.
Om toezicht en handhaving van bestemmingplannen tot een succes te maken zijn de volgende voorwaarden van belang:
Het toezicht op en de handhaving van bestemmingsplannen wordt uitgevoerd door medewerkers van de gemeente Weert. Om de samenwerking op de verschillende beleidsterreinen te bevorderen en meer toe te werken naar een integraal handhavingsbeleid zijn per 1 januari 2012 de toezichts- en handhavingstaken met betrekking tot ruimtelijke ordening, bouwen, milieu, APV en bijzondere wetten ondergebracht in één afdeling, namelijk de afdeling Vergunningen, Toezicht & Handhaving (VTH). Daarnaast vindt er ook nog samenwerking plaats met niet-gemeentelijke instanties, zoals onder andere de politie, brandweer, Provincie Limburg, AID en Waterschappen. Deze samenwerking komt tot uiting in het 'veld', en in het periodieke teamoverleg Toezicht & Handhaving en in het periodiek aansturingsoverleg van de politie.
Voor de uitvoering van toezicht en handhaving van bestemmingplannen is binnen de afdeling VTH capaciteit beschikbaar. Jaarlijks zal in het handhavingsuitvoeringsprogramma aangegeven worden hoeveel beschikbare formatie en middelen specifiek ingezet zullen worden voor de uitvoering van toezichts- en handhavingstaken met betrekking tot bestemmingsplannen.
Het toezicht op en de handhaving van het plangebied bestaan uit periodieke, specifieke en/of gemeentebreed opgezette controles. Periodiek worden bebouwing, gebruik van de bouwwerken en gronden en aanlegvergunningsplichtige werkzaamheden systematisch gecontroleerd. Wanneer specifieke controles plaatsvinden wordt gecontroleerd aan de hand van een thema. Hierbij kan gedacht worden aan detailhandel in bedrijfspanden, het wonen in bedrijfspanden, beroeps- en bedrijfsuitoefening in de woning en het bouwen zonder vergunning. Van gemeentebrede controles is sprake als er controles worden gehouden in samenwerking met andere ambtelijke diensten. In het handhavingstoezicht wordt gestreefd naar een zo een integraal mogelijke benadering, hierbij kan gedacht worden aan het gelijktijdig uitvoeren van controles ten aanzien van diverse wetten of het vervullen van de oog- en oorfunctie.
Voor het overgangsrecht is op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) voor zowel het bouwrecht als het gebruiksrecht bepalend het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Ten aanzien van het bouwen geldt het overgangsrecht niet voor bouwwerken die gebouwd zijn zonder vergunning en/of in strijd met het voorheen geldende plan. In de overgangsbepalingen is verder vastgelegd dat het verboden is het met het bestemmingsplan strijdige gebruik dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Verder is bepaald dat indien het strijdige gebruik voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken het verboden is dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan.
Het doel van het geven van voorlichting is het informeren van de bewoners en gebruikers in het plangebied. Verder worden de bewoners en gebruikers in de omgeving van het plangebied de gelegenheid gegeven te reageren op het ontwerpplan.
Wanneer strijdigheden met het bestemmingsplan worden geconstateerd wordt overeenkomstig het vastgestelde handhavingbeleid handhavend opgetreden, conform het gestandaardiseerde handhavingsprotocol zoals omschreven in de nota 'Handhaven in Weert'.
Het bestemmingsplan 'Ringbaan Zuid 27 te Weert' van de gemeente Weert bestaat uit voorliggende toelichting, regels en een verbeelding.
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Behalve een vernieuwd stelsel voor processen voor de ruimtelijke ordening in Nederland, zijn met de inwerkingtreding van de Wro ook de resultaten van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen) wettelijk verankerd. Dit houdt in dat nagenoeg alle instrumenten uit de Wro door bronhouders digitaal beschikbaar zijn, waardoor de bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar worden. Hiervoor is het pakket 'RO Standaarden 2012' ontwikkeld, dat wettelijk is vastgelegd in de bij de Wro behorende 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening'.
Vergelijkbaarheid van bestemmings- en inpassingsplannen wordt door de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) op drie manieren gerealiseerd:
Vanaf 1 januari 2010 dient een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar te zijn. Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan deze digitaliseringverplichting.
Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en verbeelding vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderling verband te worden bezien. De regels en de verbeelding zijn namelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden, aangezien op de verbeelding de bestemmingen visueel zijn weergegeven en de regels onder andere het gebruik en de bouwmogelijkheden bij deze bestemmingen geven.
De toelichting van het bestemmingsplan heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het totale plan. De toelichting geeft namelijk een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten zoals deze aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting een belangrijk hulpmiddel bij de interpretatie van het bestemmingsplan.
Conform de SVBP2012 dienen de regels van een bestemmingsplan volgens een bepaalde opbouw te worden opgesteld, waarbij opgemerkt dient te worden dat niet elk bestemmingsplan alle elementen van navolgende opbouw bevat:
- Hoofdstuk 1: Inleidende regels
- Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3: Algemene regels
- Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
De regels van de verschillende bestemmingen worden als volgt opgebouwd, waarbij eveneens geldt dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten:
Vorenstaande gestandaardiseerde opbouw is gehanteerd bij het opstellen van de regels behorende bij voorliggend bestemmingsplan. Voorst is aangesloten bij de inhoud van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' van de gemeente Weert.
De 'vroegere' plankaart wordt in het kader van het huidige planologische regime aangeduid als 'verbeelding'. Op een verbeelding wordt de grens van het plangebied weergegeven waarbinnen onder meer de verschillende (dubbel)bestemmingen, bouwvlakken en bouw-/functie-/maatvoeringsaanduidingen (en de ligging daarvan) visueel zijn weergegeven.
Het bestemmingsplan is digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl.
Verder voorziet bijbehorende verbeelding in de naam van voorliggend bestemmingsplan en een tekeningnummer. Dit zijn verplichtingen in het kader van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
De verbeelding is direct (juridisch) verbonden met de bijbehorende regels. In deze regels worden de condities en voorwaarden gesteld behorende bij de verschillende bestemmingen.
Beleid per (dubbel)bestemming
Bestemming 'Wonen'
Ter plaatse van onderhavig plangebied wordt deels de bestemming 'Wonen' van kracht. Het beleid voor deze bestemming is gericht op:
Bouwregels:
Het bouwvlak omvat evenals nu het vlak waarbinnen de woning ligt. Voor de regels is aangesloten bij de bestaande regels uit het vigerende bestemmingsplan.
Verbeelding nieuwe situatie Ringbaan Zuid 27 Weert.
De aanduiding ‘bijgebouwen’ is ingetekend op 1 meter achter de voorgevel. Volgens de Wabo is het toegestaan om vergunningvrij een bijgebouw op te richten tot 1 meter uit de voorgevel. Deze afstand van 1 meter wordt nu ook in het bestemmingsplan aangehouden. Daarnaast bedraagt het maximum oppervlak aan bijgebouwen 150 m2 per woning. Bijgebouwen die gelegen zijn binnen het bouwvlak tellen niet mee bij de bepaling van de 150 m² aan bijgebouwen per woning. De goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3,20 meter bedragen. De bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 6,00 m bedragen, of maximaal de bestaande bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze hoger is.
Bestemming 'Tuin'
Ter plaatse van onderhavig plangebied wordt deels de bestemming 'Tuin' van kracht. De voor 'Tuin' bestemde gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, met daaraan ondergeschikt: perceelontsluitingswegen, paden, verhardingen, sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen.
Bouwregels en overige regels m.b.t. tot de bestemming 'Tuin':
Voor de bouwregels en overige regels m.b.t. tot de bestemming 'Tuin' is aangesloten bij de bestaande regels.
Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog'
De voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.
Reconstructiewetzone - verwevingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' is omschakeling naar en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen niet toegestaan.
Veiligheidszone - risicovolle inrichting'
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – risicovolle inrichting' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.
Vrijwaringszone - molenbiotoop
Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ op de verbeelding, zijn de gronden mede bestemd ter bescherming van de windvang van de molen. Hier gelden maximale bouwhoogtes en hoogtes van bomen en heesters, waarvan middels een afwijkingsbevoegdheid afgeweken kan worden.
De wettelijke (formele) bestemmingsplanprocedure, die circa 26 weken in beslag neemt, bestaat uit navolgende stappen: